tot uiting in den Boerenoorlog toen hij het patriotisme der Boeren boven het imperialisme zijner landgenooten stelde). En nu is het zijn bedoeling alles tot een kleiner plan terug te brengen, van het ‘Hoogere Leven’ tot het leven van alledag, van de wereldreis tot het bezoek aan den buurman, van de Weltschmerz tot de huiselijkheid; hij wil het leven niet zien als een afgerond philosophisch systeem, maar als een novelle die zich op verschillende wijze kan afwikkelen. Men zou het gedramatiseerde alledaagsheid kunnen noemen. Het gevolg dezer levenshouding is dat men alles ziet niet met de gedachte hoe het had kunnen of moeten zijn, maar met het gevoel van verrassing dat het er is.
Deze theorien worden ontwikkeld in het boek ‘Heretics’, waarin met bovengenoemde ‘ketters’ Shaw, Kipling en Wells de strijd wordt aangebonden. Iemand die zoo juist de lectuur van ‘Heretics’ beeindigd had, stelde aan Chesterton eens persoonlijk de vraag wat eigenlijk zijn levensbeschouwing was; immers had hij in ‘Heretics’ herhaaldelijk de opmerking aangetroffen, dat men tegenwoordig iemands speciale voorkeur belangrijker vindt dan zijn levensbeschouwing. En bij wijze van antwoord schreef Chesterton ‘Orthodoxy’. Hierin neemt hij de boven beschreven houding aan tegenover het Christendom; hij gaat het zien als een totaal nieuw en onbekend verschijnsel, waarover door de tegenstanders de meest tegenstrijdige dingen worden gezegd. Al deze tegenstrijdige meeningen worden door Chesterton aanvaard, waardoor het Christendom voor hem een zeer gecompliceerd wonder wordt.
Wie Chesterton wil leeren kennen moet beginnen met deze twee boeken ‘Heretics’ en ‘Orthodoxy’; hierin heeft hij zich het meest direct uitgesproken en wel op zeer pakkende wijze.
Het zijn heel wat jaren die deze twee boeken scheiden van ‘The Everlasting Man’, dat verscheen na zijn overgang tot het catholicisme. Het is in dit boek de kerk die tot gedramatiseerde alledaagsheid wordt. Door de gansche wereld rond te reizen en alle godsdiensten te bestudeeren weet hij zich op het standpunt te plaatsen van iemand die het welbekende en vertrouwde als iets totaal nieuws ziet.
Er zijn oogenblikken dat men Chesterton zou willen toevoegen het schrijven maar eens achterwege te laten. Zijn persoonlijkheid voldoet ons dan genoeg. Het zijn de oogenblikken dat alles te helder, te duidelijk, te klaar, te wolkeloos wordt. En men voelt achter het geschrevene de persoon van Chesterton, die niet zoo ongecompliceerd is, voor wien het uitzicht niet altijd onbelemmerd is, die naar het uiterlijk de hulpeloosheid van een reus vertoont - zooals Beverley Nichols hem in een geestige schets geteekend heeft. Maar temeer geldt dit ten aanzien van een autobiographie: het is jammer dat dit curieuse menschentype zich zijn eigenaardigheden bewust wordt en nu een zelfportret gaat maken; zoo dreigt alle contact met Chesterton zelf verloren te gaan. Er is iets melancholieks in dit boek wat toch anders Chesterton vreemd is en dat zijn oorzaak vindt in dat opzettelijk vastleggen van het eigen leven. Hij is te levendig, te spontaan om aan zelfregistratie te doen; dit doet aan als iets overbodigs. Zijn anecdotisch en geestig wezen kan niet in dit raam van zelfbetrachting geperst worden zonder gevaar dat die geestigheid gedood wordt. Men zou dit boek in een groot aantal kleine verhaaltjes, detective verhalen, zooals hij het zelf noemt moeten verdeelen. En bij dit woord detective denkt men