dien indruk van adjectiveering hebben gewekt, dan kan dat alleen zijn van een, die, door zijn persoonsinvloed van letterkundig kunstenaar bij uitstek, een tijdelijk machtswoord schiep, en daarmede de Aesthetica voor zich opeischte. Men behoeft al geen zeer begaafd aestheticus te zijn, om in te zien, dat dit al berust op een ondoordacht verwarren van absoluut en relatief, van hoofdzaak en bijzaak. De epitheta ornantia: Calvinistisch en Impressionistisch, maken ten deze en tegenover elkander geen onderscheid uit.
Jezus demonstreerde in wezen en verschijning de Schoonheid Gods, en verstoffelijkte die ‘om de eere Gods’. Daar valt niet over en niet tegen te polemiseeren. De onuitspreekbare formule voor de Schoonheid wordt, gelijk de violette stralen in de buis, openbaar uit het aesthetische werk in het hart, dat het omvat.
Drink uit de fontein Jacobs, en uit elke fontein, welke in het Jeruzalem der Kunst moge opwellen - Jezus keurt het niet af - en gij zult wederom dorsten. Maar zoo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten. Dit zegt de Schoonheid Gods, geopenbaard aan de menschen. Wij mogen voor een Mozes in de Kunst, of een Elia in de Schoonheid tabernakelen bouwen, uiteindelijk blijft: niet dan Jezus alleen.
Mozes en Elia zijn tijdelijke verschijningen.
De onuitgesproken formule is geopenbaard in de roeping onzer Christelijke Kunst, welke is voor ieder, die komen wil, en nemen om niet.
Komende op het hier bovengenoemde werk zelf, - de verschijning is feitelijk jarenover tijd - wij zouden het mogen loven, dat na zooveel jaren Kloos' veroordeeling van de Aya Sophia werd herzien met een Eerherstel, zoo de rehabilitator niet van ons afeischte adjectieven, die Schaepmans werk niet verdient. - Wij vragen ons verder af, of een aanvrage om revisie in zulk een vorm, wel een eerherstel van en voor Schaepman kan bewerken. Een niet evenredig omgekeerde veroordeeling van Kloos - en uitsluitend Kloos, alsof Kloos alleen heel '80 is, al was hij zijn voornaamste, want bekwaamste, dus aangewezen woordvoerder - heeft slechts de waarde van een litteraire wraakneming op een, toch niet uit de letterkundige geschiedenis te schrappen figuur.
Drift en bezinning vinden elkaar aan den wegwijzer van den gulden middenweg naar de Kunst. En zoo iemand eigen wegen wil gaan, hij ga! En zoo zoo iemand ons dwingen zal één mijl te gaan, wij zijn bereid twee mijlen te gaan. Maar, hij toorne niet ten onrechte op zijn broeder, en spreke vooral geen ‘Raka’ uit.
Ongetwijfeld heeft de schrijver, zij het meer afgeronde dan afgewerkte, talenten. Maar litteraire rechtspraak eischt beheerschte - en meer omvattende talenten. Wat b.v. te denken van een stelling als deze: Er zou kunst geweest zijn ook buiten den val. De volgeling van Kuyper moge diens stellingen geheel voor zijn rekening nemen, als hij dan maar tevens aanvaardt, dat er nu, dertig jaren nà Kuyper, kinderen zijn opgegroeid tot menschen, die èn wetenschappelijk, èn exegetisch, èn aesthetisch beter inzicht hebben dan de groote politicus en kerkvester Kuyper. Bovendien, Calvinistisch-Aesthetische formuleering is een gevaarlijke tegenspraak van den geest van Calvijn.
Eerherstel van derden, met een paradoxaal betoog voor eigen belanghebbend