Rumoer rondom een rijmprent
Er is eenig rumoer ontstaan rondom de rijmprent, door de Nederlandsche regeering ter gelegenheid van het vorstelijk huwelijk uitgereikt aan onze schooljeugd. Wat is het geval? Het gedicht van P.C. Boutens, daarop voorkomend, wordt geacht ‘onbegrijpelijk’ te zijn, waardoor het geschenk veel, zoo niet alles, van zijn waarde verliest. In ingezonden stukken hebben leeken en deskundigen de degens over dit onderwerp gekruist. Ten slotte verscheen in één der dagbladen van bevoegde zijde een zeer bruikbare parafraze van het gedicht, met behulp waarvan het thans mogelijk is, tenminste aan de leerlingen der Middelbare Scholen, een beschrijving te geven van zijn inhoud. Voor de Lagere Scholen blijft het gedicht echter uit den aard der zaak ongeschikt.
Nu heeft men wel aangevoerd, dat deze leerlingen op later leeftijd van de schoonheid van het gedicht zullen genieten, doch dat is dan ook het beste wat men ervan zeggen kan. Nuchter beschouwd, is en blijft het klinkklare dwaasheid een gedicht van Boutens begrijpelijk te achten voor schoolkinderen in het algemeen. Zeker, men mag - ideëel! - den eisch stellen, dat een leeraar Nederlandsch aan onze instellingen voor Middelbaar en voorbereidend Hooger Onderwijs in staat zal zijn een dergelijk vers van Boutens te verklaren en zoo benaderbaar te maken voor zijn leerlingen, doch in de praktijk moet men er rekening mee houden, dat dit in de verste verte niet het geval is en dat er heel wat leeraren Nederlandsch in ons land rondloopen, die aan de poëzie van Boutens, zooals dat heet, nimmer toegekomen zijn (en er ook nimmer aan toekomen zullen!).
Doch wij mogen dit alles hier laten rusten. Het gaat ons thans niet om de verstaanbaarheid in abstracto van Boutens' poëzie noch om de bekwaamheid van hen, die krachtens hun ambt geroepen zijn zich in de praktijk bezig te houden met dit probleem, en ook niet om de schoonheid van het gedicht in kwestie (wij achten het op een enkele strofe na - de vierde - te behooren tot het beste deel van Boutens' oeuvre), doch om de groote taktische fout, die de adviseur der Regeering maakte, toen hij voorstelde aan Dr. Boutens de opdracht te geven tot het schrijven van een voor de Nederlandsche schooljeugd bestemd gedicht.
Deze adviseur had moeten weten, dat Dr. Boutens, ofschoon hij er stellig recht op heeft ‘den prins onzer dichters’ te worden genoemd, volstrekt niet de geschikte man was om een, óók voor kinderen begrijpelijk, gelegenheidsgedicht te schrijven. Had hij namen als die van Jan Prins, Nijhoff en Werumeus Buning genoemd, dan was er o.i. een zeer redelijke kans geweest op een goed, d.w.z. litterair verantwoord, èn algemeen begrijpelijk