Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 393] [p. 393] [Gedichten] D. de Vries Bede Als weer, bij 't vallen van den nacht, de bleeke maan blinkend en wit boven de weêrld zal staan, als 't weer gelukt is door de branding van de dagen ons klein bezit in veiligheid te dragen, - geef, dat wij niet vergeten, Heer, de vele wonden, de eenzamen, de moede stille monden - en allen die te veel en uitgeschakeld zijn; hoe w' ons domein behoedden, maar de liefde schonden - de hong'rigen, met leege handen heengezonden - de hulpeloozen - en de pijn. Wij zijn een zwalpend wrak - een schoot verwaaiend riet - Maar als wij zinken gaan, Heer, dan, onthoudt ons niet de zeeg'ning van Uw toegestoken armen, in de verlorenheid Uw mateloos erbarmen! [pagina 394] [p. 394] D. de Vries Beroofde vader Je venstertjes zijn stuk, de luiken zijn gesloten, het licht ging uit - de draad is afgeknapt. Je kleine wereld bleef: de velden en de slooten, je hoepel en je bal - maar jij bent uitgestapt. Nu ben je dood - weer in het niet verzonken. Waarom kwám je bij ons? O, dit rebelsch verdriet - Je hebt je bekertje te gulzig uitgedronken - nu is het leeg - en tranen vullen 't niet. Je was een ster, gevallen uit den hemel - God nam je weg - wij bukken voor Zijn werk - Maar als ze komen met hun vroom gezemel dan zou ik vloeken kunnen op je zerk. Vorige Volgende