Dit ontbreken van respect en voorkeur voor de z.g. zedelike persoonlikheid frappeert in Slauerhoff's werk ook. Het spreekt van vrijbuiters, rovers, avonturiers, zwervers; over de onnutten, die geen plaats en taak hebben gevonden op de wereld en waarvan ieder christenmens zich afvraagt, wat ze feitelik nog in 't leven te maken hebben. Hij spreekt erover, zonder hen te omgeven met een stralenkrans van martelaarschap of grootheid. Nergens worden het helden; het blijven moedelozen, die er geen gat meer in zien of zwervers die niet anders kunnen, op zoek naar het geluk, dat ze nooit vinden, maar waarop ze blijven hopen. Alles waaraan een mens gewend is te hechten: liefde, trouw, huwelik, een levenswerk, zachtheid en barmhartigheid, wordt van een vraagteken voorzien of verlochend en ontkend.
Zijn werk is decadent, zelfs pervers genoemd. Marsman zegt hierover in zijn bespreking van Clair-Obscur (Lamp van Diogenes, blz. 51): ‘Ik wilde wel, dat simplistische, star dogmatische lieden, die dit werk decadent wilden noemen en voos-vergiftigd, ten eerste in leerden zien dat het zich au contraire, vrijwel uitsluitend met essentialia bezig houdt, dat het op zoek is naar de binnenste kernen......’
Het is onaangenaam, wanneer iemand alle waarden waaraan we hechten en waarop we ons leven hebben gebouwd met een verachtelik gebaar opzij schuift; eenzelfde aanstotelikheid, die de Bijbel ook bezit voor de ‘religieuse’ mens. Dit zal wel de reden zijn, dat we met Slauerhoff niet goed raad wisten en hem min of meer links lieten liggen. Met dat al een veeg teken. Uit de vergelijking die ik trok zal het duidelik zijn, dat we op grond van het feit, dat Slauerhoff's wereld en de onze elkander niet verdragen, zijn werk niet kunnen verwerpen, decadent of pervers noemen. Westoten dan ons godsdienstig hoofd aan de deurpost, voor we 't huis nog zijn ingegaan. Waar het op aan komt, is de wortels te vinden, waaruit zijn werk wordt gevoed.
Slauerhoff is een romanticus genoemd en we hebben op zichzelf geen bezwaar tegen dit etiket. Hij is een ‘avonturier naar het Absolute’, ‘naar de volkomen stilte’; een mens, die gestaag op de vlucht is voor de wereld waarin hij leeft en voor de mensen met wie hij in aanraking komt. Hij zoekt Eldorado, ‘een land, nog nooit in kaart gebracht’. Het eeuwig verlangen naar rust, naar volkomen eenzaamheid, naar een ander rijk en een andere wereld, draagt zijn werk. Maar niet op een romantiese wijze. Hij behoort niet tot de dichters, die zich in het leven maar al te wel bevinden en voor wie het romanties verlangen een schone droom betekent, waaraan ze zich heerlik bedwelmen kunnen, waarop ze zich gaarne iets laten voorstaan, omdat ze door het waas dat de roes om hun ogen heeft gelegd in een hoger, heerliker sfeer menen te leven dan de rest van de mensheid.
Het romantiese verlangen van Slauerhoff is echt, levenswaar in hoge mate; d.w.z. het is typies ònromanties. Hij wordt er geen heros mee en zijn romanfiguren zijn geen wazige grootheden, maar keiharde mensen.
Positiever: hij is een mens, die worstelt met de zin van het leven en de betekenis van de dood; die geen uitkomst ziet en verlangend staart naar een andere wereld waarin een losgeslagen mens als hij zou kunnen leven.
Van deze echtheid draagt zijn gehele werk de sporen. Zijn lyriek is bijna nooit zingend, zelfs niet sprekend; hij práát, ternauwernood erop lettend hoe hij het zegt; slordig,