Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 219] [p. 219] Arthjo Marja De musicus Hij woont stil in een kleine stad tussen bekrompen burgermensen, koestert geen grote hartewensen, maar slentert rustig langs zijn pad. Hij acht zichzelf klein en misdeeld en moet hetzelfde voetspoor treden waarop in onbepaald verleden reeds veel gelaten zijn vergeeld. Maar soms, wanneer het carillon zilver over de stad gaat klinken laat hij zijn ziel de klanken drinken, en lacht tegen Gods grote zon. - Dan resonneert in hem de snaar die hij verbergt: diep en vreesachtig, hij maakt een hulpeloos gebaar, en glimlacht vreemd en raadselachtig. Vorige Volgende