Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] De B. De zondares En jaren zocht ze, of ze Hem mocht vinden, Die zondaars liefheeft als Zijn vrinden, want ook zij hoorde tot de velen, bezwaard door overspel en stelen, tot allen, die Zijn steun behoefden, de moedeloozen, de bedroefden, de schaar die niemand tellen kan, de bakkersjongen en de krantenman. En feller brandde het verlangen, één glimpje van Hem op te vangen. Hij heeft naar haar, zoo zwart bevlekt, Zijn beide handen uitgestrekt, want met d' onreinen gaat Hij mede, die naar Hem dorsten, laaft Hij met Zijn vrede, die naar Hem hong'ren in verborgen nood, die spijst Hij met Zijn hemelsch brood; en die in radelooze nachten alleen nog op Zijn voetstap wachten - gebrokenen van hart en diep verslagen - die zal Hij Zelf naar 't Huis des Vaders dragen. Vorige Volgende