Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] [Gedichten] Jo Kalmijn-Spierenburg Geschonden schoonheid (Naar aanleiding van de ontblooting van beeldhouwwerk en muurschildering in de oude Buurkerk te Utrecht). Geschonden schoonheid, onder zware lagen van kalk moedwillig eeuwen lang verhuld wordt door een vaste hand met groot geduld, met klop op klop, bevrijd en losgeslagen. Den beeldenstorm de schuld van deze schade. Een lieflijk engelengelaat bleef ongedeerd en glimlacht, ons zachtzinnig toegekeerd, bewaard als door bijzondere genade. Er resten van een paard alleen de pooten, ontroerend rank en zuiver, een voor een, met meesterhand gehouwen in het steen. Maria's Kind is in haar armen stukgestooten. Aan een van de pilasters komt, wat later, een zeldzaam fresco, zwaar beschadigd, bloot, waarop de held Christoffel, reuzengroot, een Kind draagt op zijn schouder over 't water. O kleuren, die geen eeuwen gloed benamen! Verheven kostbaarheid, door ons vernield, omdat een ander daarvoor heeft geknield! Wij moeten ons wel, hoofd voor hoofd, nog schamen. [pagina 202] [p. 202] Jo Kalmijn-Spierenburg Vroege morgen De heugnis aan een lichten droom verzwindt. De musschen piepen op de nok der daken. De zwakke ademvleugen van den wind doen kuisch de blaad'ren aan elkander raken. Een zuiverheid stijgt uit de tuinen op, als was de wereld weer opnieuw geboren. Wij kunnen 't rustig bloed met vasten klop aan onze warme slapen kloppen hooren. Een schaduw van een blad wiegt op 't gordijn. God geeft ons wederom een nieuw beginnen, een nieuwe kans Hem toegewijd te zijn, een nieuwe mooglijkheid Hem te beminnen. [pagina 203] [p. 203] Jo Kalmijn-Spierenburg Bagatelle Een kleine tuin, die op het Zuiden ligt...... Een roos, die zich aan de geteerde planken van 't oude schuurtje klampt met jonge ranken en zich omhoog beurt naar het laatste licht...... Een kleine woning met een open raam, waardoor de geuren van den avond drijven van hooi en kruizemunt, niet te beschrijven...... Een kinderlach, een zoet verminkte naam...... Wat zullen wij ons wenschen buiten dit: een kind, dat dicht aan onze ooren fluistert, een voetstap op het pad en als het duistert het warme lamplicht over ons bezit? Wij sluiten ons voor wat die goedheid schaadt. De bloemen, in de zomerzon bestoven, die sluiten ook de smalle slippen boven het wonder, dat zich binnen hen voltrekken laat. [pagina 204] [p. 204] Jo Kalmijn-Spierenburg Het kind Het is een deel van ons en ons verwant. Wij hebben het met onze smart gekocht. Zijn adem is onze eigen ademtocht. En toch heeft het, nu reeds, naar een ver land zijn kleine schreden gretig toegekeerd. Tot hiertoe hebben wij het zacht verzeld. Het heeft zich losgemaakt en met geweld ons uit zijn spel en droom geweerd. Wij doen het met ons hunk'ren schade aan. Want hiertoe is het dat wij moeder zijn: zoo lief te hebben, dat, bij alle pijn, wij zijn bereid om stil opzij te gaan. [pagina 205] [p. 205] Jo Kalmijn-Spierenburg Ziek kind Het kind was ons in vreemden droom ontweken Een booze macht had hem verstrikt. Hij werd door ons gebaar verschrikt en hij herkende niet ons zachte spreken. Hij was in vreeze, dat wij hem genaakten. Hij werd zoo onbereikbaar ver van ons verwijderd als een ster, hoewel wij bij zijn witte bedje waakten. En onze liefde zocht vergeefs naar wegen om tot zijn hulploosheid te gaan. Hij kon geen fluist'ren meer verstaan. Wij werden hulpeloos als hij en zwegen. Hij werd ons in dien nacht voorbijgedreven - een zwakke vogel op den wind - Wij konden 't niet verhoeden, kind, en je niet dwingen om te blijven leven Vorige Volgende