Opwaartsche Wegen. Jaargang 14
(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Amerikaansche NegerlyriekGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 170]
| |
Een zwarte vrouw spreekt:Ach, klop niet aan mijn deur, mijn kind,
Het beschermend bloed te verlaten.
Je weet niet hoe menschen zijn, mijn kind,
Hoe helsch zij elkander haten.
De aarde: ze smaakt zoo bitter, mijn kind.
Hoe zou je op de aarde nog hopen!
Wacht, wacht tot wij in den hemel zijn, kind.
Dan gaan alle deuren open.
En klop niet aan mijn hart, o kind.
Het doet me nameloos lijden.
Ik houd mij doof, ik houd mij blind.
Maar hierboven zal God jou bevrijden.
De menschen van deze wereld, mijn kind,
Ze beduiden smart en gevaren.
Wees stil, wees stil, o kind, mijn kind.
Ik wil, ik mag je niet baren.
GEORGIA DOUGLAS JOHNSON | |
[pagina 171]
| |
Ik veracht u niet'k Veracht u niet.
Ook gij zijt schoon.
Ik krenk u niet
Met wederhoon.
Ik ken geen haat.
Ik droom niet van
Toekomstige macht
Die eens bepaalt
Wraak en gericht.
Ik, zwarte man,
Schouw uw gelaat,
Denk mijn gelaat,
En weet, hoe kracht
Aan beide ontstraalt,
en licht!
Maar waarom kwelt
Gij, blanken, mij?
Ach, waartoe kwelt
Gij, blanken, mij?
LANGSTON HUGHES | |
[pagina 172]
| |
SpiritualBreekt groot door den nacht het Morgenlijk rood -
Dan ga ik naar huis op de wolken.
Haalt mij weg uit mijn arbeid de vorstelijke dood -
Dan ga ik naar huis op de wolken.
Als gij mijmeren zult, waar ik heen ben gegaan -
Dan ga ik naar huis op de wolken.
Ik klop aan de poort van den hemel aan -
Ik ga naar huis op de wolken.
Ik ben maar een schamele zwerveling -
Ik ga naar huis op de wolken.
Met de engelen sta 'k voor Heer Jezus en zing -
Ik ga naar huis op de wolken.
O Gij, mijn Verlosser, Die alles schiep -
Ik ga naar huis op de wolken.
Hier staat Uw soldaat en volgt Die hem riep -
Ik ga naar huis op de wolken.
Onbekende Dichter | |
[pagina 173]
| |
GebedDoe mij niet haten, o Heer!
Zonder erbarmen
Morzelt de wereld
Mijn kleine rust -
Altijd weer......,
Drijft mij op uit den slaap,
Doorteistert mijn droom,
Dooft mijn arme
Hoop -
Altijd weêr.
Doe mij niet haten, o Heer!
Mijn dag is nacht.
Groen glinsterende slangen
Schuifelen ringsom mij,
Omstrenglen mij,
Zoeken
Sijflend mijn hart -
Altijd weêr.
Ach, maak mij blinkend
Van liefde, Heer!
Vervul mij met U -
Immer meer!
Dat de angstig
Flakkerende
Hoogaltaarvlam
Stil staat,
En steil -;
Dat haar zuivere pracht
Den grimmigen nacht
Dezer smartelijke ster
Wit maakt en vol heil -
Eeuwig, Heer!
GEORGIA DOUGLAS JOHNSON | |
[pagina 174]
| |
Blues van het noodlotDiepe sneeuw en naakte voet.
Beestenleven leven.
Scherpe koude. Stukke voet.
Nutteloos voortgedreven.
Lijf de straten door gesleept.
Geen wou arbeid geven.
Zag een herberg. Ging er in.
In geen week gegeten.
Vroeg om brood. Toonde mijn voet
Bloedig rauw gereten.
Waard vroeg centen. Heeft mij toen
Op de straat gesmeten.
Was lang achter met de huur.
Oude kon niet wachten,
Nam mijn schatten in beslag.
Sloeg haar in gedachten.
Greep haar enkel bij den arm.
Honderd dage' en nachten.
Honderd dage' en nachten cel.
Droevig en gebogen.
Staren naar mijn naakte voet.
Staren naar het hooge
Treiterende tralieraam.
Stom. Met leege oogen.
LEWIS ALEXANDER |
|