Opwaartsche Wegen. Jaargang 14(1936-1937)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Roel Houwink Aan de grenzen Mijn voeten zijn hun laatsten weg geloopen. Mijn hart, wat zoudt gij hopen?...... Al leed en vreugd viel van mijn moede lichaam af, Naakt rust ik in der wereld donker graf. Maar zie, te midden van verwarde droomen, Is toch dit ééne nu mij zeer nabij gekomen: Een hand, doorwond, waarvan het bloed geduldig lekt, heeft zich dwars door het duister naar mij uitgestrekt. En aan die hand breken mijn laatste angsten stuk. Ik rijs. Mij draagt een ademloos geluk...... Nu lig ik in den diepen schoot van Uwen wil, Mijn haar is wit geworden en mijn hart staat stil. Ik weet niet, of ik dood ben of geborgen, Voorgoed, in een dag zonder morgen. Vorige Volgende