De Brug
ORGAAN VAN HET VERBOND VAN CHRISTELIJK LETTERKUNDIGE KRINGEN IN NEDERLAND - 3e JAARGANG No. 4
Commissie van Redactie:
H. DE BRUIN - B. VAN NOORT - P. VINK
VAN DE STUDEERTAFEL.
- Bibliographie. Het nieuwste werk van Arthur van Schendel, ‘Avonturiers’ (Boucher, Den Haag) bevat een volledige biographie van den auteur, samengesteld door G.H. 's-Gravesande. Opgenomen is al 't werk (romans, verhalen en artikelen) van Van Schendel, dus niets over hem.
- In ‘Sprekende Schrijvers’ (Meulenhoff, Amsterdam) gaf G.H. 's-Gravesande een aantal interviews, die meest in vroeger jaren in ‘Den Gulden Winckel’ eerst gepubliceerd waren. Bevat o.a. gesprekken met: Gossaert, Greshoff, v.d. Leeuw, Ter Braak, Vestdijk, Walschap, e.a.
- Bij gelegenheid van 't dichterjubileum van Willem de Mérode werd door Roel Houwink een bloemlezing uit 't werk van De Mérode samengesteld, getiteld ‘De Wilde Wingerd’, en voorzien van een oriënterende inleiding (Holland, Amsterdam).
- Naar aanleiding van een vraag over een (niet te moeilijk) werk over Léon Bloy, die door de Roomse jongeren zo vereerd wordt, wijzen we op: ‘Léon Bloy. Zijn persoon en zijn werk’. Bevat vertaalde fragmenten uit z'n werk, een opstel van Pieter van der Meer de Walcheren, bibliographie (beredeneerd) door Vincent Cleerdin. (Sijthoff, Leiden 1917, alleen antiq. te verkrijgen).
- Dr. G. Stuiveling gaf een opmerkelijke studie ‘De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt’ (Arbeiderspers, Amsterdam 1935), bedoeld als aanvulling op z'n proefschrift over ‘Versbouw en ritme in de tijd van '80’ (1934). Schr. ging naarstig de negen oudste jaarg. van de N.G. na en betoogt dat de beweging van '80 niet een tegenstelling was van de voorafgegane periode, maar veeleer een samenvatting en versterkte voortzetting van reeds aanwezige krachten. Stuiveling is ook van mening dat de vernieuwing van proza en poëzie nauw verband hield met maatschappelijke wijzigingen in Nederland van omstreeks 1880. Schr. pleit ook zeer voor de onderscheiding van de ‘Beweging van '80’ van ‘de Nieuwe-Gids-beweging’. De laatste is veelzijdiger dan de eerste. Op pag. 76 publiceert Stuiveling een merkwaardige brief van Gorter over z'n ‘Mei’. (‘Ik heb iets willen maken van heel veel licht en met een mooie klank, verder niets’).
Anthonie Donker gaf bij Meulenhoff te Amsterdam een bloemlezing ‘De Gestalten van Tachtig’, waarin hij karakteristieke verzen geeft van de voornaamste 80-ers, niet de bekende alleen, die men overal vindt, maar ook andere. De inleiding van 't werkje bevat scherpe dichter-diagnosen van de opgenomen auteurs.
- De beweging van '80 dient als achtergrond in 't proefschrift van Dr. S.P. Uri, dat getiteld is ‘Leven en werken van Ary Prins’. (Waltman, Delft).
- Van 't standaardwerk ‘Katholieke’ poëzie’ schreef Anton van Duinkerken het 2e deel ‘Dichters der Contra-Reformatie’ (1932). Het eerste deel ‘Dichters der Middeleeuwen’, in samenwerking met Dr. W.H. Beuken, verscheen onlangs. Opgenomen werd, na grote schifting, alleen datgene wat Katholiek was. Wereldlijke liederen ontbreken dus en van gedichten als ‘Beatrijs’, ‘Van den Vos Reinaerde’ zijn alleen gedeelten met een biecht, een gebed, enz. opgenomen.
B. v. N.
UIT DE TIJDSCHRIFTEN.
De Nieuwe Gids, Maart '36. Benno J. Stokvis beëindigt z'n roman ‘Een afscheid van dit leven. N.G. is zeer ingenomen met, ‘Kaïn en Abel’, van Dr. Ritter. De laatste wordt ‘een der knapste en stellig een der universeelste schrijvers van onzen tijd’ genoemd. Veelschrijverij is niet noodzakelijk oppervlakkig, en N.G. roemt zeer de grote voorstudie die Ritter moest maken. Max Kijzer bespreekt o.a. Maurits Dekker's voorlaatste boek en zegt: ‘Maurits Dekker is een expressionistische weergever van zijn zeer persoonlijke gewaarwordingen en een virtuoos, modern bespeler van het taalinstrument; een ziener is hij niet’. F.E.A. Batten geeft persoonlijke waardering in een artikel over Louis Couperus. ‘Voor Couperus waren de historische of magische verbeeldingen de aesthetische vluchtvormen van zijn natuur uit een overmatige werkelijkheid.....’ Willem Kloos vond in Van Genderen Stort een verwante ziel, die ook gehéél en al van binnen uit leefde.
In het April-nummer behandelt Kloos den dichter Louis de Bourbon en zegt iets opmerkelijks over de dichtregel die hem (Kloos) eens ontschoot, n.l.: ‘Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten’ (pag. 366). Johann Stellwag publiceert een moderne-prozabewerking van een visioen dat op naam staat van Bloemardine. Kijzer constateert n.a.v. ‘De gave gulden’ dat de Schartens achteruit gegaan zijn, hij respecteert hen voor hun vroeger werk.
De Vrije Bladen, No. 2, 1936 bevat een film-scenario door Jo Otten en Maud van Loon, getiteld ‘Het goud van de Lutine’. De pogingen om dit goud uit de zee op te halen gelukken in dit werkje, de aandelen der Lutine-Mij noteren 70,000; 't geld wordt gestoken in industrie, scheepvaart enz. Het Hollandse leven wordt ‘gelutiniseerd’. Naast dit gegeven speelt zich een kleine menselijke verwikkeling af. Treffende close-ups, goede compositie van 't geheel.
Stemmen des Tijds. April '36 geeft een herdenking van Mevrouw Bosboom-Toussaint door G.M.J. van Roessel. ‘Veel geestelijke strijd, beschreven in haar romans, was een reflectie van eigen worsteling’. Schr. beschrijft hoe de godsdienstige beginselen van Mevr. Bosboom zich historisch ontwikkeld hebben. Bij de bespreking van haar houding tegenover de R.K. Kerk wordt geen R.K. oordeel aangehaald (b.v. Brom, Gielen e.a.).
Opwaartsche Wegen, Maart '36. A.J. van Dijk herdenkt het jubileum van De Mérode en is dankbaar. ‘Dit leven is een lange biecht geworden’. Roel Houwink bespreekt uitvoerig ‘Een Huis in de Rij’ van Top Naeff. De criticus is niet overtuigd geworden door dit boek. Leeft de kunstenaar Rippe voor ons? Is het kunstenaarschap niet meer nuchter? De realistische levensvisie van dit boek heeft haar tijd gehad. Haar nu nog te geven is stenen voor brood geven. Dit boek bevat geen sprankje echte vreugde. ‘Op dood spoor’ noemt H. z'n artikel.