- Weisz viel, - zegt Simon. Heeft ie goed verstaan? Tachtig kalfjes heeft de jongen gekocht? Is de goosen vernard? Simon's handen grijpen in de lucht......
- Tachtig kalfjes, Levi? Je meent acht? Gès meen je.
- Gès joet, vader.
- Jij nar, barst Simon los. Jij...... wie heeft je verschwarzt? Heb ik niet gezegd, dat de jongen besjwendeld zou worden, Mène.
- Hoe kon je den goosen laten gaan? Heb ik niet gewaarschuwd? Hebben ze je jasjòrof te drinken gegeven, Levi, dat je sjikker bent geworden? En wat heb je betaald?
- Zes gulden, vader......
De handen van den zieken Simon grijpen in de lucht, vallen krachteloos op de dekens terug......
O, o, o, o, lispelt hij. Dan veert hij weer op, beschuldigt Mène, stelt het voor of zij den jongen heeft uitgezonden......
- Je doet me de dood aan. Heb ik je niet altijd gezegd, dat de jongen 'n verkeerde was? Is er in ieder huishouden geen nar? Zoo'n model is mijn zoon. Koopt tachtig kalvers van het sjikker gajes...... Het mamzer...... Wat heb ik gezegd. Ik zeg: Koop me vijftien, zestien kalfjes. En komt me de goosen niet met tachtig beesten terug?
De jongen heeft zwijgend toegezien. Hij lijkt nu sprekend op zijn vader. Hij moet kwaad zijn over deze ontvangst, maar hij keert zich om en gaat zonder spreken de deur uit. Daar begint Mène te huilen.
- Jij met je droosjes. Moet de jongen zich gaan verdoen?
Ze stormt Levi na, maar hij is reeds uit het gezicht verdwenen. Het donker heeft hem verzwolgen. Simon krijgt nu de schuld. Mène heeft alles voorspeld. Kan het niet zijn dat de jongen een machtiger handelsman is dan zijn vader? Is Simon Frankfort betoeg geworden met al z'n gogme? Lacht niet de heele kille om z'n droosjes? Nu heeft de jongen de hand aan zichzelf geslagen......
Een dag later. Levi is met de kalfjes naar Purmerend geweest. Hij is deze dag smaller van gezicht geworden; hij heeft een raar zweetnat gezicht...... hij lijkt op z'n vader...... Maar hij heeft de kalfjes verkocht. En hij heeft honderd daalders verdiend. Hij legt ze op tafel...... Is die jongen alleen door het donker geloopen? Wat heeft de jongen in z'n oogen? Hij legt het geld op de tafel. Hij lijkt opeens even oud als zijn vader...... Dus hij heeft niet voor niets in de trein gezeten, en geluisterd naar de groote veekoopers...... Wat mankeert den jongen nu?
- Memmele - zegt hij. En zit bij de tafel en huilt. Hij zegt geen antwoord op de woorden van de anderen......
Memmele komt met eten en drinken. Daar is zoog' en broog'......
En Simon komt in z'n gebreide borstrok uit de bedstee. Hij strijkt den jongen over het hoofdhaar.
Rebekka, Levi's zuster, komt binnen......
- Heeft Levi kalfjes verkocht, vader?
Simon Frankfort...... nu, die staat rechtop...... Hij maakt zich kwaad op het kind. Zal Simon anders kunnen spreken, dan in gift? Hij loopt de kamer rond met z'n zieke lichaam...... Hij spreekt de zwaarste cloles uit over zichzelf...... en over Rebekka.