Opwaartsche Wegen. Jaargang 13(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 396] [p. 396] Sjouwers Tony Lammers Als nog de koele morgen heerscht in witte dampen boven 't gladde vlak van de rivier drinken zij, al in de eerste schoft zoo uit de flesch, het bier. Hun beste werk is aan de stille kade, waar niet het harteloos geweld van zuigers en van kranen hen voor het vraagstuk mensch of motor stelt. Daar dragen zij, om het even grint, basalt, cement of graan dat deden zij heel hun leven en hun leven is naar de maan. Twaalf treden op de trap, die in de schuit staat en zeven stappen over de zwiepende richter, dan nog een trap van veertien tree, zoo'n weg maakt de zak niet lichter. Dan, van de vracht verlost, blijft elk nog even wachten op zijn nevenman, boven aan de trap; juist lang genoeg om een meisje, dat voorbijgaat te vereeren met een gore grap. Dan daalt de sjouwer weer in 't ruim en draagt totdat zijn schouders schrijnen van 't schuren van de last en 't zweet - maar een borrel verdrijft veel pijnen. [pagina 397] [p. 397] Die drinkt hij veel en graag, voor en na het schorem middagmaal gaat hij er een paar koopen en beurt hij 's Zaterdags zijn geld dan is hij tot de Zondag toe bezopen. Als hij weer nuchter wordt, maakt hij schandaal, schelt op zijn vrouw en op de politiek van het vervloekte kapitaal en voelt zich als de heele wereld ziek. Maar wie van ons is een haar beter dan deze grauwe kerels, die hun nagels niet verzorgen en de Tribune lezen? Mijn broeder-sjouwer, enkele een kruis op doorgedragen schouders kan ons beider hart genezen. Vorige Volgende