Opwaartsche Wegen. Jaargang 13
(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 367]
| |
De bikkelGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 368]
| |
Het uitdragen van een bepaald levensbeginsel (om het maar 's geijkt uit te drukken) is niet in het geding. Natuurlijk wel een levensh ouding. Diet Kramer plaatst zich tegenover het leven als toeschouwster. Ze neemt het gebeuren met belangstelling waar, ze merkt het verband op tussen oorzaak en gevolg, aanvaardt de verschijnselen als reëel gegeven. Bij haar reconstructie, gebruik makende van hetgeen ze gezien heeft, bindt ze de beelden door ze te rangschikken in een kader. Haar figuren zijn doorgaans op het eerste gezicht kenbaar, omdat ze van houding en gebaar gemodelleerd zijn naar ‘het type’, dat in de voorstelling van de mensen-in-'t-algemeen een tamelijk vast omlijnde vorm heeft. Hierdoor heeft het werk in de eerste plaats een sterke bekoring voor de velen, die in een boek gaarne goede bekenden ontmoeten. Dit gevoel van vertrouwdheid, dat een uitstekende steun vindt in de directe, heldere wijze van uitbeelding, is oorzaak dat men zich aan de lectuur van een roman als ‘De Bikkel’ geboeid, gespannen-nieuwsgierig op het verloop, overgeeft. De eerste vier hoofdstukken van het boek, waarin de schrijfster in het opstellen van haar personen, het aanbrengen van achtergronden, het markeren van individuële kenmerken, eigenlijk de manier demonstreert, waarop zij zelf met de omstandigheden en karakters van haar jongelui vertrouwd raakte, trekken de lezer langzaam, maar onweerstaanbaar, in de kring. Reeds aanstonds in het begin presenteert Diet Kramer ons Bikkeltje ten voeten uit als een levende gestalte, die sterk in 't oog springt. Ze staat slank op de springtoren van het zwembad, gereed om neer te duiken. Even later komen we haar dan tegen in het kamp, beledigd om een standje, nukkig voortslenterend naast een kameraad. Inger Horstink, houdt haar in de gaten. Bikkeltje is de enige dochter van Karel Horstink, leraar aan het gymnasium in een kleine stad. Een man die zich opsluit met zijn boeken. Na de vroege dood van zijn vrouw verkilt het huis, in deze onbehaaglijke atmosfeer groeit inger op. Ze wordt hard, weerbarstig, in haar afweer tegen overgevoeligheid. Ze is echter niet de enige die het moeilijk heeft. Haar medescholieren in de hoogste klas hebben stuk voor stuk hun jammer en verdriet. En elk hunner is op die weg naar de poort van het leven alleen. Hier ontbreekt de vader, daar de moeder, voor zover het gezin overigens nog intact is, hebben de ouders te veel besognes met hun eigen hartstochten om als hechte hulp of voorbeeld dienst te kunnen doen. Om de Bikkel, als ‘pièce de milieu’, groeperen zich: Geerten de Pool, de bijna-manlijke artiest. Gijs Scheltmans, de levenswijze, intelligente ‘vent’. Dirk Vermeer, de burgerjongen, klein, schrander. Non de Bira, het verleidelijke, mondaine meisje. Juup, ‘het veulen’, een bijnaam die alles zegt. Frederik Goosens, Van Heemsweert-Goosens, de salon-revolutionair. Bob van Beek, sportsman, recordjager, bemoederd en bewaakt door het zachtzinnige Fransje Fuildag. Tussen deze kameraden in, zich spiegelend aan hun verlangens, aan hun opvattingen en gedrag, zien we de Bikkel haar weg, haar gang gaan. Ze kan eigenlijk uit het leven niet goed wijs worden, ze kan er zich niet onvoorwaardelijk aan overgeven; maar terwijl ze overal haar koelheid bewaart, voelt ze de versterving. Kan ze dan niet genieten, zoals de anderen? | |
[pagina 369]
| |
Het is Hans de Pool, die haar met zijn charme van bonvivant een tijdlang betovert. Maar de Bikkel bekoelt spoedig als ze bemerkt, hoe banaal en zinloos het leven wordt in een roes. Inmiddels heeft ze in een uitspraak van Wassermann ontdekt wat haar eigenlijk te doen staat:...... den Weg zu seinem eignen Mittelpunkt finden, um von dort aus aller Bewegung Herr zu werden’. De levensmoed grijpt haar aan, ze wil werken, studeren, diep leven (geistig leben) om mee te kunnen helpen aan de opbouw van een betere, mooiere wereld. Bij deze ontdekking van de Bikkel sta ik even stil, omdat het lijkt of we hier met een soort principe van het boek te doen krijgen, waarvan ons dan mogelijk in het verdere verloop der gebeurtenissen de waarde zal blijken. Vindt Inger Horstink deze weg tot haar eigen zelf? Ik kan geen rechtstreekse bewijsplaatsen bijbrengen, waar de schrijfster dit heeft trachten uit te beelden. Hetgeen me niet verwondert. Want deze tendens is vreemd aan haar boek. Ze geeft deze passage van Inger's ontdekking eenvoudig om te laten zien, op welke wijze de Bikkel op zekere keer, als ze, zoals gewoonlijk, zoekende is naar een bepaald levensinzicht, plotseling reageert op zo'n zin, die haar ‘prachtig en adembeklemmend van zwaarte’ toeschijnt. Zo zijn er talloze redeneringen, gezegden, bespiegelingen in deze roman, waar we niet meer achter moeten zoeken dan enkel de weergave van wat iemand op een bepaald ogenblik bij zichzelf denkt of ook voor anderen uitspreekt. Ik vestig hier speciaal de aan dacht op om, voor mezelf, en voor alle lezers van ‘De Bikkel’ de nutteloosheid aan te tonen van met de auteur van een moreel of een religieus standpunt te gaan discussiëren over de waarde of de waarheid van zulke inzichten. Het punt, waar t.a.v. deze roman de gedachtewisseling mag intreden is om te beginnen daar, waar de vraag opkomt, of de schrijfster ons in ‘De Bikkel’ een juist levensbeeld heeft getekend, of ze een kenschetsing van een bepaalde klasse der hedendaagse jeugd heeft gegeven, die oriënterend is op dit gebied. Ik heb reeds opgemerkt, dat de meesten geen moeite zullen hebben de figuren uit deze roman te herkennen, omdat ze vrijwel een voor een naar ‘het type’ zijn geboetseerd. Nu is echter het verdienstelijke hierbij, dat Diet Kramer het karakter van de soort bizonder goed heeft ontdekt en het tevens als een levend element hanteert. Zodat haar figuren geen ledepoppen zijn, maar uit zichzelf actieve mensen, wier handelingen psychologisch aanvaardbaar worden gemaakt. Wanneer we dit werk bezien vanuit het standpunt dat de schrijfster tegenover haar materiaal heeft willen innemen, dan moeten we vaststellen, dat ze én in haar overzichtelijke compositie én in haar bondig-bewogen stijl haar bedoelingen heeft verwezenlijkt. In het genre, dat het wil vertegenwoordigen, staat naast ‘Begin’ dit nieuwe boek als een minstens gelijkwaardig product. |
|