Opwaartsche Wegen. Jaargang 13(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 358] [p. 358] Lied H. Barendrecht De zon staat hoog haar kwistig goud te zaaien, traag, in de kamer, daalt haar goud geween. Ik ben de nacht; waar is mijn liefste heen? Het raam is open, de gordijnen waaien. Ik ben de nacht; waar is mijn liefste heen? Ik dool langs trappen, gangen en portalen. Wat weet de wind? Ik wil mijn liefste halen. Het huis is stil, de deur bewoog alleen. Wat weet de wind? Ik wit mijn liefste halen. Door straten vol rumoer draag ik mijn nood: wie wil mij zeggen waar mijn liefste vlood? Verhuld zien zij voorbij waar 'k loop te dwalen. Wie zal mij zeggen waar mijn liefste vlood? De mensen gaan. De wind blijft lachend waaien. Wit staat de zon haar kwistig goud te zaaien. De wereld leeft, en leeft. Mijn liefste' is dood. Vorige Volgende