Opwaartsche Wegen. Jaargang 13

[p. 357]

Kraai over Moscice
Jan H. de Groot

Moscice is een gehucht in Polesia (Polen), dat voorheen in het frontgebied der Duits-Oostenrijkse en Russische legers lag.
Polesia is Polens armste provincie en bestaat hoofdzakelijk uit moerassen, bossen en dorre zandgronden. Een somber landschap, dat vele graven van gevallen soldaten draagt.

De wind buigt de fantomenhand van zijn vlerk
om tot een dreiging vol doodsgevaren.
Hij tast zijn zwerfcirkels af om de kerk
en de boomkruinen en de begroeide altaren
der gelijkgeschakelden in de dood. De bek
spant grof open tegen de wolkentroepen
en zal Gods wraak uit een gezwollen nek
kort en scherp over de wereld roepen.

Marcherende broeders, uw laatste lied
sterft weg over de kapotte wereldakkers.
Ziet ge Gods dierste vogel niet
zwerven over uw dode makkers?
Hoort ge niet de krijsende boden?
Wraakroepers over kazernes en kerken.
Dood's accolades die de rode
tekenen in het laatste vlees merken
van de wereld. Zie fantomenhanden
tasten over de kimmen. Klappen op, spreiden zich, zwermen
over de gebluste kraterlanden
en ons laatste kermen.

Zwart silhoueterend heir op de vlammenboog
der zon. Optrekkend over schedeloog
en ontvleesde handen.

Het laatste opbranden
God van Uw schepping.

Deze dag.