- Dat komt door het temperatuursverschil, zei de eigenaar van de hond...... Heb ik ooit goed gezien wat voor zeldzame oolijke kop de koperslager heeft, denkt Pontus. Zijn zwarte oogen en zijn adamsappel vertellen me precies het zelfde. Hij moet altijd lachen. Hij is brutaal en gelooft nergens in; zeker niet in menschen...... en nog zekerder niet in de menschen die zijn honden koopen. Maar hij is door en door geestig......
- Ik voer 't hundjen met gekookte rijst, hondenbrood en snippervleesch...... fantaseert hij cordaat. Prachtig, denkt Pontus.
- Is het dier niet drachtig...... weifelt hij.
- Nee zeker niet. Bij mijn weten niet...... als ik zeker wist, dat het beest jongen moest krijgen, dan verkocht ik het niet, liegt hij.
Maar die kwestie interesseert eigenlijk Pontus ook niet zooveel.
- Als ze jongen gaat krijgen, lacht de koopman...... koopt u voordeelig...... vier, misschien zes voor één geld. Achter zijn lach leeft leedvermaak. Hij gunt 't me, denkt Pontus.
- Ze ziet er niet naar uit, zegt de koperslager nog.
Maar dat doet het diertje juist wel. Het loopt door de kamer; het heeft de kop van 'n schipperke; het loopt met stijf achterste over de deurmat heen en weer.
- Het beest is met mij niet de deur uit geweest.
- Het beestje is niet zoo jong meer? Pontus posteert zich voor de zorgelijke oogjes van het teefje.
- Hoe komt U daar op?
- Het heeft een knap grijze snor.
- Kijkt U daar niet naar. Dat is het masker van de terrier. Daar zit grijs in. Eerlijk gezegd, heeft Pontus niet veel verstand van honden. Hij imiteerde z'n slager, die hij eens zoo zag kijken naar een hond. Nu heb ik m'n verdiende loon, denkt hij.
- Je noemt het beest terrier, graait hij. - Maar het is misschien voor veertig, voor zestig procent pincher.
Weer zegt de koopman: - Hoe komt U dáár op.
- De 100% terrier, doceert Pontus, - heeft grover pooten.
- De Engelsche, geeft de koperslager toe, geïmponeerd door dit aplomb. -
- Maar bekijkt U de afbeelding van de Hollandsche fox-terrier en U zuit dit model hond zien.