Boekbespreking
Gebondenen, door Rudolf van Reest. Baarn, Bosch en Keuning 1935.
De heer Van Reest - wij zullen hem bij zijn pseudoniem blijven noemen - behoort met zijn werk tot de categorie der schrijvers van Christelijke volksverhalen. Hij bedoelt met zijn boeken geen literaire kunstproducten te geven en het zou onredelijk zijn, het werk dat we hier voor ons hebben, te meten met een maat waaraan het niet wil voldoen. Laat ons een boek als dit in zijn waarde laten en die waarde willen begrijpen en aanvaarden. Het is al mooi dat wij wijzen kunnen op eenige auteurs, die niet de pretentie hebben, kunstwerken (elk jaar één) voort te brengen, maar die, in het bewustzijn van hun beperkte kracht en onder 't besef van de grenzen van hun gaven, slechts geven, wat zij geven kunnen zonder 't voor meer te willen doen doorgaan dan 't objectief en eerlijk gezien, is.
Men moet de beteekenis van goede Christelijke verhalen niet onderschatten nu de periode zoo goed als voorbij is, waarin die beteekenis al te dwaas overschat werd. Er is in de wereld méér, wat een dienende taak heeft en die taak vervult, dan de kunst. Het is beter, een vlot verhaal te schrijven, dat een opbouwende invloed heeft en dat boeit dan geheele series verzen te schrijven en ter publicatie aan te bieden, waarin allerlei momenteele en lang niet zoo verheven stemmingen en gevoelens geëtaleerd zijn, die van uiterst gering, want van voorbijgaand belang zijn voor den ‘dichter’ en die de lezer hoogstens voor kennisgeving kan aannemen.
De heer Van Reest dan geeft het publiek weer een Christelijk verhaal. Laat ons het aanstonds bekennen: we hebben zijn boek met genoegen gelezen omdat het van 't begin tot 't eind boeide. En het is ons gebleken, dat de schrijver sinds zijn eerste werk een voornaam ding heeft geleerd. In dat eerste werk sprak alleen een zeer sterke en diepgewortelde afkeer jegens het ‘geloof’ van de categorie menschen, die in 't verhaal letterlijk aan de kaak werden gesteld. Het boek heette ‘Schapen zonder herder’. Wij deelen de afkeer van den heer Van Reest jegens datgene, wat de door hem - ook in zijn nieuwe boek weer - beschreven menschen ‘geloof’ believen te noemen. Ook zijn we 't volmaakt met hem eens, dat al 't mogelijke moet worden gedaan om zulk soort van ‘Christendom’ uit ons midden weg te doen, omdat het zeer ernstige schade berokkent aan een deel van ons volk. Maar in ‘Schapen zonder herder’ was uitsluitend de afkeer tegen dat ‘geloof’ aan 't woord en er was al te weinig merkbaar van de liefde tot de menschen, die onder dat ‘geloof’ gebukt gingen en welke liefde toch feitelijk de aanklacht tegen het ‘gelooven’ had moeten rechtvaardigen.
In ‘Gebondenen’ is dat anders. De afwijzing van het door de compareerende figuren vereerde ‘geloof’ is - gelukkig - nog scherp genoeg. Maar de schrijver ziet nu in de eerste plaats zijn menschen lijden onder hun beschouwingen en dat lijden heeft hem aangegrepen. Dat is een beter fundament dan de haat.
We zouden wel gewild hebben, dat de auteur ons de menschen, die hij doet optreden, wat duidelijker had geteekend, zoodat we ze beter voor ons hadden gezien. Wat we nú van hen weten is alleen maar: wat en hoe ze gelooven en hoe ze dientengevolge spreken en lijden. Behalve een paar vage lijnen om 't milieu te teekenen is er in 't