Gebed van een middelmatige
C.C.S. Crone
Jezus, ik ben maar 'n schamel schooljoch en van hard studeeren heb ik nooit gehouden... Ik ben maar een boy met groezelige knieën en mijn gezicht zit vol zomersproeten.
Vuil zijn mijn handen en mijn nagelranden heb ik afgebeten, zoodat ze er ongelijk uitzien.
Nooit willen mijn haren blijven zitten, zooals ik ze 's morgens haastig kam, wanneer ik voor mijn spiegelscherf sta en onderhand mijn déjeuner naar binnen werk.
Ik ben maar 'n arme stuntel en nooit nog was in de vroegte mijn verlangen sterk naar U, want de kerk is koud en mijn bed warm.
Ik ben de slenteraar, die 's avonds liever langs de straten zwerft, dan over thema's gebogen zit, want de stad is zoo mooi en ik ben als een nachtvlinder, die naar haar lampen vliegt.
In mijn stad is het altijd feest.
De menschen in de straten kennen U niet.
Ik ken U, ah ik ken U zoo goed, maar ik heb hun met geen woord daarvan gesproken, omdat ik het ben, die Uw doornenkroon zoo diep gedrukt heb.
Maar alles is zoo mooi en mijn wil zoo zwak. Die schoonheid is zoo lokkend en ik, ik ben maar 'n schamel stedekind......
Heer, heb ook voor mij een weinig medelijden.