Opdracht
Redactie
Wij hebben een opdracht. Als Christenen. Maar ook als ‘cultuurdragers’. Hoe zouden wij van een werkgemeenschap hebben kunnen spreken zonder opdracht? Doch welken inhoud heeft deze opdracht? Bestaat zij daarin, dat wij zoo spoedig mogelijk een eigen huis moeten trachten te bouwen binnen welks wanden wij veilig zijn in het stormgetij, dat over de wereld vaart? Moet het ons pogen zijn zelf zoo gauw mogelijk onder dak te komen met een ‘Christelijke’ kunst en een ‘Christelijke’ cultuur?
Of heeft voor ons de koppeling van ‘Christelijk’ aan kunst en cultuur een andere beteekenis? Beduidt zij voor ons juist misschien een opdracht in den hoogsten en laatsten zin, n.l. een opdracht, die ons door God gegeven wordt, en niet een nog zoo vrome menschelijke onderneming, waarbij het per slot van rekening toch weer altijd om ‘onze’ principes en om ‘onze’ doelstellingen gaat?
Indien het waar is, dat wij als Christenen van Godswege een opdracht hebben, dan hebben wij die opdracht ook als ‘cultuurdragers’; dan staan wij ook als ‘cultuurdragers’ in Gods dienst. Maar dan mogen wij ook niet bevreesd zijn voor de realiteit der cultuur en ons afzijdig houden of met schele oogen zoo'n beetje uit de verte trachten te imiteeren wat elders op dit terrein geschiedt. Dan hebben wij in Gods naam ja te zeggen tegen deze realiteit en haar te aanvaarden als het ons van God gegeven arbeidsveld.
In Gods naam. Dat beteekent, dat wij de werkelijkheid der cultuur niet gaan beschouwen als een gebied, dat de mensch geschonken is te zijner verheerlijking noch als een soort gewijde plaats, waar de zonde geen toegang heeft en waar men zich rustig zijn liefelijke tempeltjes bouwen kan. In Gods naam kan nimmer iets anders beduiden dan uit Gods genade tot Gods eer. En daarmee is alles gezegd tegen de zonde in ons, die altijd weer groot maken wil onzen eigen naam. Daarom kunnen wij ook op dit gebied zonder Christus, in Wien ons onze zonde vergeven is, niets doen. Zonder Hem verderven wij in een prometheïsche zelf-verblinding of verzinken in het niets der vertwijfeling.
Wij hebben een opdracht. Als Christenen. Maar ook als ‘cultuurdragers’. Dat beteekent echter niet, dat wij als ‘cultuurdragers’ een andere opdracht zouden hebben dan als Christenen. Het beteekent slechts, dat wij als Christenen een opdracht hebben op een speciaal terrein.
De werklooze en de minister-president hebben als Christenen dezelfde opdracht, n.l. Gods naam te verheerlijken en het Evangelie te belijden in al hetgeen zij zijn en doen; doch zij hebben deze opdracht ontvangen op zeer verschillend terrein. Zoo gaat het ook den kunstenaar en in ruimen zin ieder, die door zijn gaven gerekend moet worden te behooren tot de groep der ‘cultuurdragers’ in onze samenleving. Zij hebben als