Opwaartsche Wegen. Jaargang 13(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] [Gedichten] De duiker W. Hessels Hij daalde in de zee. Boven hem sloot het ruisend vlak zich dicht. Nog drong een laatste schijn van licht in deze effen stilstand om hem heen. Maar ook dit minderde, er was een zweven van vage vormen, plotseling dichtbij. Een eeuw'ge schemering heerste, vol van leven, vreemder dan dat van lammergier en bij. Dan kwam een bruinig donker, als uit lagen van modder opgeweld, een dikke damp die roerloos stond, maar waar nochtans een dagen in gloorde als van een mistomfloersde lamp: ook hier was leven, vreemder, duisterder dan al 't tot nu geziene, uitgerust met eigen rusting, om ook hier te sluipen, te moorden, te voldoen aan sombre lust, te léven. Was er dan geen einde? Uit dieper donker tilde een plant zijn armen roerloos en plomp. Toen greep een angst hem aan, oer-huivering die door zijn lichaam deinde, om 's levens oorsprong, wreed en zonder naam. En aan het touw rukte hij wild naar boven. Dan trokken zij hem langzaam uit dien poel. ‘O schemering, o dageraad, ik voel Uw nadering, niet te geloven. Uw schijn verblindt mij, maar nog altijd zie ik dit visioen, hoe kom ik het te boven? O donker, donker dat ik aldoor zie......’ [pagina 210] [p. 210] Gotama W. Hessels De onverbroken vrede van een vijver, het bloemomrankte, marmeren paleis, de lachende ogen die zich naar hem neigen, broze weerspieg'ling van het paradijs, - zó was zijn jeugd. Rondom een haag van rozen, ring van geluk om deze zuiv're steen. Maar wie raadt in dit kind het heimlijk blozen, het angstig voorgevoel van schuld en leed? Grenzend aan deze tuin: de donk're wereld. Heeft hij verrukt gedroomd van hare pracht? Ach, tranen, tranen hebben moeten leren: licht is het leven, maar zijn kern is nacht. Toen is hij heengegaan op zoek naar vrede, latende jeugd en lust en bloem en vrouw, om ongestoorde stilte in te treden, zonder begeerte, zonder vreugd of rouw. Vorige Volgende