Puntjes bij paaltjes
B. van Noort
Kameraden belemmeren!
In de ‘Nieuwe Rott. Ct.’ van 9 April '35 geeft Roel Houwink een zeer afbrekende recensie van de novellenbundel van Mary Pos ‘Lichtzoekers’Ga naar voetnoot1). Hij spreekt van ‘gepraepareerd geloof’, fabriekswerk enz. Ook Piet IJspaard spreekt in de ‘Amsterdammer’ (20 April '35) van ‘te goedkoope oplossingen’ bij deze novellen. Beide critici hebben nog meer gemeen in hun oordeel. IJspaard zegt: ‘Kijk, dat is nu precies het Kerstverhaaltje uit de vorige eeuw waartegen we zoo gesputterd hebben: arm jongetje, booze moeder, jongetje doet stout, gebedje, verhooring plus betere huisvesting’. Houwink zegt dat de taak en de gaven van de schrijfster zeker niet liggen in de vermeerdering van de hoeveelheid Christelijke lectuur. Die is al meer dan groot genoeg.
En dan eindigt Houwink met een algemene stelling: het is beter te zwijgen dan door geschrijf je kameraden belemmeren in de strijd tegen een quasi-Christelijke literatuur, waarin Christus louter als moralistische hekkesluiter fungeert. Dit laatste is een waarschuwing die ver uit gaat boven 't belang voor die éne genoemde recensie. 'k Wilde dit woord wel uitschreeuwen, zodat alle auteurs en boekjesmakers, ook alle uitgevers het niet meer vergeten konden.
Ieder die schrijft heeft een verantwoordelijkheid voor z'n kameraden. En wie onze literatuur, ónze Christelijke letterkunde verrijken wil met z'n quasi-vromerige vertelsels, dat hij of zij zwijge, zwijge!! Geen kameraden belemmeren.
We zijn de laatste maanden zeer verrijkt met boeken als ‘Wat blijft’ van Hein de Bruin en ‘Strooschippers’ van Van Eerbeek. Zou nu toch werkelijk een Christelijke proza-literatuur mogelijk zijn? Niet mogelijk alleen, maar 't is er. Alleen...... laten we oppassen nu weer niet al het goede te begraven onder een stapel onwezenlijke, ‘Christelijk’-eindigende bedenksels. Rijnsdorp schrijft zo juist in 't ‘Geschenk’ (Boekenweek 1935) dat ‘nu er meer auteurs komen heeft de veelschrijverij in 't geheel geen zin meer (zo ze die ooit had); ook voor de z.g. volksschrijvers klemt de eisch van strenge zelftucht en concentratie’. Geen ‘geflodder’ in onze Christelijke literatuur, geen geknutsel van dialogen die nooit gehouden zijn of worden. De eenvoudigste eisen van geloofwaardigheid en eerlijkheid moeten de fundamenten van iedere roman zijn. Romanschrijver-zijn vraagt studie, ausdauer, geduchte zelfcritiek. G. Mulder gaf een nieuwe roman (‘Geeft gij hun te eten......’) met kostelijke staaltjes van gefabriekte gesprekken die spotten met elk psychologisch inzicht. Het is verder een vlot boek met een actueel onderwerp, maar daar alleen mee komen we er niet. Dat is kameraden belemmeren!
Seerp Anema zegt in z'n jongste brochure (‘Calvinistische en Impressionistische Aesthetiek’) dat ‘de poging om te komen tot een Christelijke literatuurbeweging van eenige