palen. Helemaal aanvaardbaar heeft hij ons deze persoon niet gemaakt, al gelukt het hem bijwijlen de daemonie van het bijgeloof in haar invloed te suggereren.
De meest natuurlijke, frisse persoonlijkheid is de jonge, levenslustige schipperszoon Jouk. Zijn vader is een geestelijke tobber, die onderwijl zijn eigen jongen vergeet. Als Jouk onder de verleidelijke, wraakzuchtige voorspiegelingen van Sjoerd tenslotte tot misdadigheid vervalt, gaan Abel Taling de ogen open. De geschiedenis van de inbraak lijkt mij een vondst, die hier kwalijk verantwoord wordt, evenals het slot, dat op zichzelf wel een verzoenlijke indruk maakt, maar dat toch ietwat te snel zich verheft in de romantische sfeer.
Van Eerbeek heeft een veelvuldig gebruik gemaakt van het dialect, bijna overal daar, waar hij de gedachten van de schippers zelf weergeeft. Dit, en de gewoonte van den schrijver, om af en toe rechtstreeks een eigen opvatting of een verklaring in te lassen, maken de lectuur wel eens onrustig. Verder heb ik hier en daar moeite gehad, om een plaatselijke situatie duidelijk voor ogen te krijgen, hetgeen het nabeleven van de handeling belemmert. Maar een knap, gevoelig aanduider van sfeer, van het bijna onnoembaar geheim, dat landschap en voorwerp ontstijgt, is v. Eerbeek ongetwijfeld.
Tenslotte dit nog: ik heb gemerkt, dat de uitgever in zijn reclame voor dit werk gebruik maakt van de uitspraak van Dr. Ritter, dat De Strooschippers nu eens bij uitstek een openbaring is van Calvinistische geest. Ik deel die opvatting niet, ik geloof tenminste dat het niet goed is, haar verder te lanceren. Er zijn in de literatuur van Protestanten romans, die dit karakter sterker en op gezonder wijze vertonen dan v. Eerbeeks boek. Ik wil er niet over strijden, of in de Strooschippers geen Calvinistische tendensen aanwijsbaar zijn, maar met deze geestesgesteldheid voor Calvinisme te verslijten, bewijst men deze richting, die toch reeds, ongemotiveerd genoeg, voor ‘ietwat vreemd’ aangezien wordt, geen dienst. Bovendien heeft v. Eerbeeks roman dit etiket niet nodig, om zijn waarde In 't licht te stellen.
d. B.