Ina Boudier Bakker zestig jaar
Roel Houwink
Uit den aard van de zaak is de invloed, die in geestelijk opzicht van Ina Boudier Bakker op het Christelijk proza is uitgegaan niet groot geweest; haar schrijftrant echter en haar wijze van psychologische observatie heeft ontegenzeggelijk bevruchtend gewerkt vooral op onze oudere schrijfsters. Wij noemen in dit verband mevrouw van Hoogstraten-Schoch, mevrouw Sevensma-Themmen en mevrouw H. Kuyper-van Oordt.
Doch er is nog een andere reden te noemen, waarom de figuur van Ina Boudier Bakker van belang is geworden voor onze letterkunde. Zij heeft bij onze auteurs de begeerte wakker geroepen tot een protest tegen de ‘pessimistische’ levensbeschouwing, die deze schrijfster in haar werken aan den dag liet komen.
Wanneer wij op blz. 193 van haar klassiek te noemen roman ‘Armoede’ de volgende ontboezeming lezen: ‘Er schuilt een armoede in ieder menschenbestaan. En die armoede scheidt ze in verbittering van onbegrepenheid of drijft ze naar elkaar toe in hulpeloosheid van verlangen, maar alle liefde vermag niet de leemte te vullen - eenzaam blijft tenslotte ieder naast dengene, die hem 't liefst is’, dan is het maar al te begrijpelijk, dat er protest wordt aangeteekend tegen een dergelijk donker gekleurd beeld der menschelijke verhoudingen. Het is echter de vraag, of men dit protest wel steeds op de rechte wijze aangeteekend heeft. Want wij, van ons uit, moeten zeer voorzichtig zijn met zulk een protest. Wanneer wij alleen maar protesteeren tegen de donkerheid van dit beeld en er zelf een, in onze oogen lichter, tegenover plaatsen, is het nog volstrekt niet zeker, of ons protest wel gerechtvaardigd was. Want het beeld, dat de Schrift ons teekent van de menschelijke verhoudingen is voorzeker niet minder donker dan dat wat ons Ina Boudier Bakker in haar boeken voor oogen heeft gesteld. Wanneer wij bedenken, dat volgens Bijbelsche opvatting de mensch van nature geneigd is zijn naaste te haten (denk aan Kaïn en Abel, aan Saul en David, aan Judas en Jezus!), dan is dat stellig een niet minder ‘pessimistische’ voorstelling omtrent de quintessens der menschelijke verhoudingen dan die welke ons door Ina Boudier Bakker gegeven wordt. Een ‘verwijt’ alsof zij ons de dingen al te zwart heeft voorgesteld, is dus zeker niet op zijn plaats.
Het eenige wat men erop aanmerken kan, is, dat wanneer het licht van Bethlehem tegen dezen duisteren achtergrond zichtbaar wordt, de ontoereikendheid der menschelijke liefde niet meer het laatste woord zal kunnen zijn. En op dit punt is het dan ook, dat een ‘protest’ inzetten mag tegen het pessimisme, dat eigen is aan het werk van deze auteur. In zooverre onze schrijfsters op dezen grond - maar dan ook alleen op dèzen grond! - tegen het pessimisme van mevrouw Boudier Bakker's verhalen protest hebben aangeteekend, is dit terecht geschied. En zoo mogen wij dit misschien de groote verdienste noemen van het werk der 60-jarige, dat zij door de naturalistische scherpte van