Opwaartsche Wegen. Jaargang 13(1935-1936)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Dit is zijn levens Johan van Gouda ‘aan m'n vriend de arme tuinder’. Ik ben zo moe, zo heel moe, en wil gaan slapen. Ik werkte hard, zo heel hard, en wil nu slapen gaan. Maar kan ik slapen als m'n kind'ren vragen. ‘Vader, toe Vader, nog wat brood’. Ik kan niet slapen als ze honger hebben. Ik kan niet slapen, 'k wacht en waak en denk. ‘Heb je nog honger, eet rauwe tomaten, of kouwe piepers, ze staan in de kast’. Ik zit op een scheve stoel in m'n hoekje en houdt me nog in; maar straks: ‘God ik vloek je’ ........................................................................... En nu, als alles stil is, (ze slapen en voelen geen honger) kan ik niet vloeken, want m'n tong is droog. Laat me dan zitten in m'n hoekje en denken. Morgen komt weer een dag met een kans Morgen, honger! droog brood! Armoeds dans! Vorige Volgende