Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Noach Muus Jacobse Toen Noachs hoog zwart schip de grond weer raakte, Kroop hij verbijsterd in het morgenlicht: Zijn mond greep en hij kneep zijn ogen dicht, En 't was of hij uit lange slaap ontwaakte. En rillend rekte hij zich als een paard en Hinnikte, dansend in de zonneschijn, En hij was dronken van Gods jonge wijn, En strekte zich naakt op de nieuwe aarde. Jafet en Sem zagen het wel en zwegen, Maar Cham, brave burger, kon er niet tegen, En Cham dacht: Wat een rare vent! en lachte. Daarom zal Cham vervloekt zijn, al de dagen. Hij zal zijn teken op zijn voorhoofd dragen, En alle dichters zullen hem verachten! Vorige Volgende