Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] Werkloozencursus C. Vermeer Wij zitten weer als vroeger in de klas, Als zoete kindren maken we onze sommen. De pen, waarom zich onze vingers krommen, Schuift langzaam langs 't papier met zacht gekras. Wij reeknen uit hoe rijk of A wel was Nadat hij had verloren en gewonnen. En schrijven in het grootboek stil bezonnen De rekeningen Kapitaal en Kas. Wij zitten, groote kindren, in de bank En maken sommen over 't harde leven Dat ons met hoonlach en met spot verried. Soms denken we ons weer jong, weer rein en rank, Hoe blij wij ons aan 't leven wilden geven - En in ons schreit een kind zijn groot verdriet. [pagina 290] [p. 290] De oude dijk C. Vermeer De dijk ligt donker in de nacht, En slingert zich door vage landen. In 't hemelviolette branden De witte sterren mild en zacht. De dijk is als een sombre wacht, Een zwarte wal om af te weren Wat niet meer dreigt, niet meer kan deren; Een sombre reus, een dommelende kracht. Soms als de winden langs zijn kaal En vlak gesnoeide bermen vlagen, Zucht er een steunend, murmlend klagen Uit biezen in een troebel waal. Nu, in de zwijgend zwarte nacht, Is hij een nutloos, duister wezen, Dat in de nood zal zijn herrezen: Een oude keizer die in sluimer wacht. Vorige Volgende