Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Ahasverus Ab. Visser Het was dit, dat zijn maag're hand Schuchter betastte dichte poort, Of bevend streek langs blinde wand, En dat zijn klacht nooit werd verhoord. Het was, dat, waar de struiken staan Verdord langs het scherpstenig pad, Hij treiterend de dood zag gaan, En vrucht'loos om verlossing bad. Het was ook, dat de mensen hem Ontweken om de starre haat, Die heeste in zijn rauwe stem, En sprak uit zijn puingrauw gelaat. 't Was bitter, dat hij immer meer Verafschuwd door de wereld toog...... Maar duldelozer rees steeds weer De moede Man-met-'t kruis omhoog. Vorige Volgende