Van de redactie
Rijnsdorp's voorlichting over ons blad.
Rijnsdorp's radiolezing van 20 Juli j.l. over ‘Opwaartsche Wegen’ geeft alleszins aanleiding tot een antwoord van Redactiezijde. Daar de leden van de Redactie momenteel òf reeds uit hun woonplaats zijn vertrokken, òf op het punt staan met vacantie te gaan, moge thans volstaan worden met te wijzen op het volgende:
1. | De onderscheiding van het bestaan van ons tijdschrift in twee perioden, met als grens de achtste Jaargang - waarin het artikel van v.d. Leek voorkomt over ‘Stille Opvaart’ - achten wij juist. |
2. | De waardeering van R. voor de eerste periode stemt vrijwel overeen met de opvatting van de Redactie zelf over de voor dien tijd geldende doelstelling. |
3. | R.'s critiek op de tendenzen van ons maandblad in die tweede periode lijkt ons eenzijdig, getuigt o.i. niet van begrip voor de oorzaken van de ‘wending’, en komt ons voor niet vrij te zijn van een poging om, ongemotiveerd, stemming te maken tegen ‘Opwaartsche Wegen’. |
4. | Het concentreeren van die critiek op een persoonlijke interpretatie van Heeroma in zijn bloemlezing ‘Het derde Réveil’, zonder zich af te vragen, of dit persoonlijk standpunt van H. een vereenzelviging met het algemeene standpunt van de Redactie toelaat, waarover hem verscheidene opstellen in O.W. nader hadden kunnen inlichten, - en zonder te onderzoeken, of althans uiteen te zetten, waar het verschil ligt tusschen R.'s eigen opvatting over de verhouding Kunst en Religie en die van H. hierover; verder: het min of meer achteloos citeeren van de uitdrukking: ‘Barthiaansche theologie, Oxfordbeweging, nationale ontwaking etc. etc.’, zonder ook maar even na te gaan in hoeverre deze dingen dienden als vergelijking of als richtingsaanduiding voor onze vernieuwing - dit alles maakt op ons den indruk, dat R. bij zijn ‘voorlichting’ (om welke redenen, blijve in het midden) de noodzakelijke objectiviteit veronachtzaamd heeft. |
Tenslotte verwijzen we naar het in dit nummer voorkomende artikel van v. Ham over ‘Het derde Réveil’, waaruit de lezers enkele in de Redactie levende opvattingen omtrent ‘de wending’ kunnen leeren kennen.
Mogelijk dat wij, nadat enkele zaken in de voltallige redactievergadering zullen zijn besproken, nog eens op een en ander terugkomen.
d. B.