Boekbespreking
Witte Gait, door Walter Brandligt, P.N. van Kampen & Zn, Amsterdam z.j.
Witte Gait is een boerenknecht uit de Graafschap, en hoe hij boer en knecht is, daarvan vertelt Walter Brandligt op duidelijke, zakelijke manier. Hij typeert hem aldus: Een sterk peerd is-ie, gegroeid naar het veld, een ding met wat hersens, die alleen maar gehoorzaam is aan den wil van zijn God. - Het komt me voor dat deze gehoorzaamheid bij Gait bestaat in een onberedeneerde overgave aan het Lot, dat hij ondergaat als de redelooze natuur.
Witte Gait heeft vrinden. Dat zijn al met al ook eigenlijk zonderlingen, menschen die zich niet recht thuis voelen in de maatschappij van ordening en plicht. Zij vormen samen een kleine gemeenschap en zijn gelukkig met de wisselende schoonheid van bosch en veld en met hun primitieve genegenheden jegens elkaar.
Dan komt de vrouw in het spel: Rie, een verpleegstertje, een meisje als een vlinder. Op een dag ziet Gait haar over het pad fladderen. En dan nadien is hij een beetje zijn hoofd kwijt; later wordt ze hem, als Eva eenmaal aan Adam, in het paradijs tusschen de heuvels, tot vrouw geschonken. Het is allemaal heel natuurlijk om zoo te zeggen, er is geen kwaad bij. Maar ja, dan doet zich toch even de sociale vraag gelden: hij zal voor haar en haar kindje moeten zorgen. Ze worden het er echter over eens dat ze geen partij voor elkaar zijn. En dan doen ze vrijwillig afstand van hun geluk, ten gunste van den vriend. Alles uit pure naastenliefde, wellicht ook uit een soort animale gemeenschapszin. Met dit al wordt echter daarna het paradijs gesloten. Rie en haar man gaan terug naar de stad, Gait zal straks de velden ploegen met den tractor, die tractor komt te staan in het witte huisje waar hij zoo vaak met de vrinden samen was. Troost de Witte...... troost hem, vraagt de schrijver tot drie, viermaal toe.
Als ge d'r wat voor voelt, zult ge eerst dit boekje moeten lezen. Me dunkt, hij is het waard, die Gait.
d. B.