Opwaartsche Wegen. Jaargang 12
(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
Ruth in HollandGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 180]
| |
aan Bertha, dat zij de oorzaak is van zijn mislukking als zakenman. Zij had nooit vertrouwen in hem gesteld; zij had bij al zijn handelsondernemingen in vrees naast hem geleefd. Om haar te overtuigen van zijn capaciteiten als zakenman, had hij een te snelle uitbreiding nagestreefd en daarvoor zich niet voldoende veilig gesteld; door haar onbewuste ophitsing had ze hem tenslotte geruïneerd. Dit verwijt, waarvan ze de juistheid ten volle als haar zonde beseft, maakt haar machteloos, als in Amsterdam Adriaan na enige jaren van voorspoed zich tot speculeren laat verleiden. Tegenover haar kinderen waakt ze na Adriaan's dood met zorg over zijn gedachtenis.
In de geschiedenis van Bertha's moeilike jaren in Amsterdam, haar armoe, de zorg voor haar kinderen, de dood van Jan, de schande van Anton, de liefde van Fietje zijn enkele détails, die typies zijn voor Jilles Limburg: een ontactiese dominee, een kwezelende ouderling, een schunnige, fijne broeder, een vrome oplichter; ieder die binnen de kring der kerkelik-geloovigen een ietwat geziene plaats inneemt, is onbetrouwbaar, het ware geloof is bij hen niet te vinden. Dat wordt gevonden bij hen, die niet in tel zijn. Ik heb daar met grote verontwaardiging over horen spreken: ‘Limburg geniet er in, als hij kwaad van de kerk kan spreken, wat voor indruk moet een buitenstaander wel van ons krijgen, als onze auteurs zo'n beeld geven van ons kerkelik leven, als juist degenen, die onder ons geëerd zijn, de grote knoeiers en de waanwijzen zijn!’ En het is niet moeilik voor zulke sprekers om er voor Limburg en zijn bedoelingen vrij sterke konsekwenties uit te trekken. Wat is het geval? Limburg is inderdaad een van de velen, die zich binnen de kring van de kerk geërgerd heeft, omdat hij er veel ongerechtigheid vond. Niet dat hij die elders nièt zag, maar wat hij elders vergeven kon, kon hij aan de kerk niet vergeven. Terecht, voor wie voor de kerk nog wat gevoelt! Nu is Limburg iemand van eenvoudige struktuur, die zijn moeilikheden meer anekdoties dan systematies verwerkt. Het gevolg is een invoeren van personen, die niet in hun volle menselikheid worden getekend, maar het verhaal komen binnenrollen om de gebreken van hun soort te demonstreren. Natuurlik is er alle reden om te protesteren tegen deze wat al te gemakkelike kritiek op de kerk, en de generaliserende strekking, die in een dergelike anekdotiese werkwijze opgesloten is. Ik heb persoonlik deze dingen nooit zo erg gevonden, omdat Limburg, ondanks deze verkeerde houding tegenover de kerk, niet loslaat zijn vertrouwen in het Evangelie, en met veel liefde de personen tekent, die in een eenvoudig geloofsleven hun geluk vinden. In wezen doet hij niet anders dan de velen, die het geloof van de groep belangrijker achten dan de ordening van het geestelik leven binnen de kerk. Gelijk die velen gelooft Limburg zelfs in de grote geestelike betekenis van de kerk der eeuwen, maar hij voelt er zich niet tuis, ze heeft te zeer de gebreken van al wat organisatie is: ze zijgt vaak de mug uit en zwelgt de kameel door. En nu is dit het verheugende, dat hij in elk van zijn boeken, maar vooral in Wie? en Ruth duidelik het geloof het laatste woord geeft. Hier in dit boek is daarom Fietje Stammers tot de beste figuur van het boek uitgegroeid. Dit eenvoudig volkskind, eerst voor een lichtzinnig leven bewaard door haar liefde, door 't leed gezuiverd en gerijpt tot een eenvoudig geloof en een rustig geluk aan de zijde van | |
[pagina 181]
| |
Adriaan, is heel goed waargenomen. Limburg is geen psycholoog in die zin, dat hij al de drijfveren ontdekt, die voeren tot een daad, dat hij al de overleggingen en twijfelingen van een mensenhart kan ontleden, maar wel in deze zin, dat hij de mensen vrij scherp herkent. Zijn figuren zijn niet onwezenlik, onwaarschijnlik of onwaarachtig. De fouten in Limburg's typeringen raken als regel slechts détails, al lijkt dit misschien anders, doordat hij met de eigenlik grote scènes verlegen zit. Dat blijkt b.v. in de kinderachtige ver leidingsscène uit Wie? of in de verdrinkingspoging van Peter (Boaz in de Molenvaart!). Maar ondanks dwaasheden, blijven zijn personen mensen, gelijk ieder kent; ze bewegen zich niet alle even gemakkelik, maar ze zijn toch wel echt. Het is jammer, dat tegenover gebreken niet op veel wezenlike waarde van Limburg's stijl gewezen kan worden. Ik doel niet op onbeholpenheden in de zinsbouw, die sommige lezers in Limburg's boeken gaarne aanstrepen. Die kan de uitgever door een behoorlike korrektor in overleg met de auteur er uit laten halen, maar de ganse stijl is zonder karakter. Hij slaat zich meer door het verhaal heen dan dat hij schrijft. Wel heeft hij zijn volle belangstelling voor het juist schikken van de stof. In de rangschikking, in het op de juiste plaats stellen van een dramaties moment toont hij zich ook in Ruth weer de goede verteller. Bij het vergelijken van Ruth met Limburg's oudere romans kan ik niet de achteruitgang opmerken, die sommige recensenten menen te bespeuren (dit laatste woord is eufemisties). Integendeel moet ik opmerken, dat het mij verwonderd heeft, dat bij het ongewijzigd blijven van Limburg's kijk op het leven, bij een grote eenheid van werkwijze, bemoeilikt door de dwingende macht van een door het Bijbelverhaal voorgeschreven kompositie, toch zo'n fris boek is ontstaan als Ruth voor mij is. Ik voeg het dan ook met een gerust hart naast de andere boeken van Limburg en heb geen behoefte het in een donker hoekje of nog verder weg te stoppen. |
|