Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Prozagedicht Rie van der Zee Vraag niet, mijn liefste, vraag niet wat was, en niet wat komen zal - doe niet als de dwaze menschen. Zij strekken één hand naar terug en één naar verder en de kostelijke gave van het Nù die had willen dalen op devoot bijeengehouden handpalmen - ze valt in scherven aan hun voeten. Vaak nog prijzen ze de pracht ervan. Doch diep in hen woont een weten dat er een ongebroken Schoonheid moet zijn. En ze strekken de handen naar terug of naar verder. Altijd zullen ze scherven oprapen. Vraag niet, mijn liefste, Wat moet ik spreken van eeuwig en immer? Ik wil niet doen als de dwaze menschen. Ze spelen achteloos met kostbaarheden, en breken de eeuwigheid in woorden, wijl ze van waarden niet weten - Vraag niet, mijn liefste. Als je armen òm mij zijn, zal ik je hoofd vlijen tegen mijn handpalmen. Ik zal je bekijken met mijn heele ziel in aandacht en in het grenzelooze Nù zullen we van geen wóórden meer weten. En Tijd zal verglijden wijl Gods Eeuwigheid zingt in onze ziel - Vorige Volgende