die de grijsaard doorloopt, het duidelikst kan worden uitgebeeld. Maar tegenover deze ontwikkeling komen dan de uiterlike gebeurtenissen wel zeer op het twede plan te staan. Ze krijgen zo het stempel van toevalligheden en zijn ze wel helemaal zo toevallig als hier wordt voorgesteld? Bovendien blijven deze uiterlike omstandigheden hier niet tot de allernoodzakelikste beperkt; er worden ook feiten genoemd - als het vinden van snippers van de brieven, indertijd door de overleden vrouw geschreven - die vanuit het zielkundig proces van de hoofdpersoon evenzeer, en dus veel beter, onvermeld hadden kunnen blijven.
Maar overigens zijn dit slechts bijzaken. De nadruk valt bij dit boek wel zeer op de psychologiese ontwikkeling die de hoofdpersoon uit dit verhaal doormaakt, en in het voorgaande heb ik reeds trachten aan te geven waarom deze ontwikkeling in de lijst van de hedendaagse litteratuur voor ons van betekenis is.
Er is in het werk van Franz Herwig eigenlik maar één figuur die onze belangstelling verdient. Deze figuur komt in twee verschillende gedaanten voor, als de heilige Sebastiaan uit de Berlijnse voorstad Wedding in ‘De heilige proletariër’, als Sebastiaans leerling Paul in de romans die onmiddellik op ‘De heilige proletariër’ volgden en die eveneens te Berlijn spelen, ‘Ingemetselden’ en ‘Hoop op licht’.
Hoe weinig Franz Herwig betekent, buiten deze figuren om, blijkt wel uit één van zijn historiese romans, die onlangs, zonder dat hier veel reden toe bestond, uit het Duits vertaald werd. Deze roman heet ‘Het wereldwonder’ en verhaalt de geschiedenis van Keizer Otto III, iemand die, van nature asceties, zich tevergeefs te schikken tracht in de machtspositie waarin het lot hem heeft geplaatst.
In Otto III is de drang tot zelfverzaking, die later Sebastiaan en Paul uitdrijven tot hun zegenrijk werk in de Berlijnse achterbuurten, reeds in kiem aanwezig, maar hier, in deze figuur, spreekt deze drang ons nog niet persoonlik aan; het blijft een neiging die een histories persoon toebehoort en voor ons heeft deze neiging geen onmiddellike betekenis. Voordat de drang tot zelfverzaking ons persoonlik aanspreken kan, moet deze bij de schrijver zelf zich volkomen ontplooid hebben. Eerst als Herwig zijn legende van ‘De heilige proletariër’ schrijft, heeft hij het verstaan dat men een Franciscus kan zijn, zonder dat men in de idylle blijft steken, dat men eerst voluit een Franciscus wordt als men de schrilste werkelikheid weet om te scheppen tot iets wat de geur van de idylle heeft, maar toch werkelikheid blijft, werkelikheid doorstraald van goddelik licht.
Sebastiaan wordt eerst recht tot een heilige nadat hij het klooster heeft vaarwel gezegd, nadat hij arm heeft willen zijn niet met zijn mede-kloosterlingen, maar met de paupers uit de achterbuurten van Berlijn.
De legende die aan deze Sebastiaan werd gewijd, besprak ik reeds vroeger (O.W.X, 27-30). Ook kondigde ik reeds de Nederlandsche vertaling aan van één van de romans waarin Paul de hoofdpersoon is, ‘Ingemetselden’. Nu verscheen ook de twede roman in Nederlandse bewerking, ‘Hoop op licht’.
Ongetwijfeld is ‘Ingemetselden’ een sterker boek dan ‘Hoop op licht’. In de eerste plaats al omdat in ‘Ingemetselden’ de milieuschildering gaver is. In deze roman is de omgeving alleen maar Berlijn, met zijn warenhuizen en etagewoningen, zijn groot-industriëlen en