Opwaartsche Wegen. Jaargang 12
(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Een revolutionair tijdsbeeldGa naar voetnoot*)
| |
[pagina 136]
| |
Zo is de hoofdstrekking van deze roman, dat de prachtige gelegenheid, die er in 1918 voor het revolutionaire proletariaat is geweest om de regering over te nemen, verknoeid is door besluiteloosheid van Troelstra en door verraad en egoïsme van anderen. De massa bedrogen en zoet gehouden met sociale lapmiddelen en ten slotte door Hitler en de bom op de Zeven Provinciën tot de ontdekking gekomen, dat de partij verloren is?...... nee, remise gespeeld. Er moet opnieuw worden begonnen. Wat rangschikking en interpretatie der feiten hier doen kan, zonder aan de feiten zelf te knoeien, weet ieder, die enig verstand heeft van politiek en historie. Zonder twijfel aan de historiciteit van enig feit doorziet men toch al lezende dadelik de door een marxisties doctrinair verwrongen historie. Al wat niet tot de arbeidende klasse behoort, is onder de haat van Jef Last zo scheefgegroeid, dat het een wereld van wanstaltige onwerkelikheid is geworden. Het gaat bij een partijman als Jef Last gelijk het verwoede psycho-analytici gaat: ze zien het normale niet meer. In zeker opzicht had Jef Last het gemakkelik. Een auteur, die in een 300 ruim gedrukte pagina's een strijd van meer dan 30 jaren in de vaderlandse politiek, op de vloot en in Indië in romanvorm moet beschrijven, moet wel in forse lijnen een schetsmatig beeld geven. Hij kan hier en daar slechts aanduiden, doet een greep, neemt typen voor mensen, enkele karakteristieke momenten voor historie. Hij heeft dus alle gelegenheid, hem door de kompositie in zijn werk geboden, de historie wat naar zijn hand te zetten. Aan de andere kant heeft Jef Last het zich toch wel wat erg gemakkelik gemaakt, of hij is zo gewoon aan een publiek, dat stomweg gelooft in een historiebeeld, dat door chargeren en verscherpen der tegenstellingen spreekt, dat hij bij zijn romanpubliek een mentaliteit en een goedgelovigheid heeft verondersteld als bij het publiek van een politieke vergadering. Wie de studenten, de heren uit de Witte, de officieren, de dominee via Partij remise leert kennen, krijgt een gechargeerd beeld van hetgeen onder deze heren wel eens voorkomt. Wie daar dan nog op de koop toe de matrozen en arbeiders ziet afgebeeld als slachtoffer van de meest duldeloze kwellingen, weigert ten slotte in de historiciteit van het tafereel als geheel te geloven. Dat is een anecdotiese historie-schrijfkunst, die zo bij uitstek tendentieus is, dat ze onder de rubriek pamfletten moet worden ondergebracht. Deze eigenschap heeft Partij remise ook als kunstwerk grote schade gedaan. Wel handhaaft Jef Last zijn naam als schrijver van pittig proza, maar zijn zorg om overal aan te dragen met historiese ‘gevallen’ maken de romanfiguren zozeer tot bijzaak, dat de lezer al spoedig gevoelt, dat hij het woord roman en de familie de Ruiter bij het propagandageschrift op de koop toe krijgt, maar dat het om het kunstwerk, het tot leven brengen van een Hollands arbeidersgezin uit onze tijd, Jef Last niet, maar dan ook helemaal niet te doen was. De bladzijden over Sneevliet en Troelstra, hoe interessant op zichzelf, staan zo geheel en al buiten romanverband, dat we nauweliks bij een bespreking van Partij remise over kompositie kunnen spreken. Zijn doel, dat toch alleen maar bereikt kon worden, wanneer hij de lezer had kunnen boeien, en deze de politieke agitator had kunnen doen vergeten, schiet hij dan ook volkomen voorbij. Nu is dit gedeeltelik opzettelik. Het filmiese en journalistieke-kaleidoskopiese en daarmee | |
[pagina 137]
| |
het afzien van het verhaal wordt niet door Jef Last geïntroduceerd, maar is reeds een bekend procédé in de literatuur. Maar dan moet de dwingende kracht der feiten veel groter zijn dan Jef Last vermag aan te voeren, dan moeten de verhaalbrokken weer niet met zo'n literaire ernst worden behandeld, alsof inderdaad de aandacht voor een verhaal wordt gevraagd. Dat overigens de stijl ook vaak die van het politieke pamflet nadert, moge blijken uit een zinnetje als dit: ‘Colijn, op wiens pandjesjas van Zondagschen dorpsbruidegom noch olievlekken noch het bloed van de slachtoffers der Gajong en Alaslanden te zien zijn......’. Dat ik de maatschappijbeschouwing van Jef Last niet deel, dat zijn kijk op de politieke ontwikkeling de mijne niet is, zou voor mij niet hebben ingehouden zijn boek zo beslist terug te wijzen, als ik tenslotte doe. Een literair document van een revolutionair strijder, waardoor het mogelik was een ogenblik in de verleiding te komen mee achter de rode vaan mee te lopen, zou ik wel bestreden hebben, maar ik zou er mijn waardering niet aan hebben onthouden. Iets van een anders idealen te willen verstaan, is niet een relativerend psychologisme, maar de behoefte om een tegenstander recht te doen en een uiting van de liefde, die uitdrijft naar de ander. Daarom was Nexö's roman Ditte een boek, dat ik om zijn diepe menselikheid en mensemin als een verrijkend werk durfde en moest aanprijzen. Maar in Jef Last's Partij remise vind ik een auteur, die zich buiten het leven, maar midden in de politiek plaatst, die slechts naar de partij vraagt, die het gebeuren ziet als een spel - goed, een edel, voornaam spel - een spel, dat verloren of gewonnen wordt. Een spel, dat alle aandacht vraagt, scherpzinnigheid, een spel, dat buiten het hart omgaat, dat niet naar geloof vraagt, slechts wacht op het ogenblik, dat de beslissende zet kan worden gedaan, waarna de ander kan worden vernietigd. Een spel, dat alleen bewondering wekt om de taaie volharding, waarmee het wordt gespeeld, als zelfs wanneer de partij hopeloos vastgelopen is, het woord ‘remise’ wordt gestameld en de stukken opnieuw worden uitgezet. |
|