Opwaartsche Wegen. Jaargang 12(1934-1935)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] [Gedichten van H.M. van Randwijk] Verjaagde H.M. van Randwijk Soms uit het stof van zonbebrande wegen dwaalt hij een schoone wereld binnen, waar bloemen bloeien en beken ontspringen, ijle muziek van een gezongen regen. Dan droomt hij van een broeder die kon hooren eeuwen lang naar wat een vogel floot, dan gaat langzaam het oude leven dood en wordt uit hem een nieuwe mensch geboren. Angst en vermoeienis zijn weggeweken. Nu is hij opgestaan, om in het diepste loover te spelen met de liefste en fluisterend tot God te spreken. - Maar vuur verspert de laatste laan en kreunend vlucht hij voor twee oogen, want deze blijdschap is een logen en deze tuin een waan. [pagina 124] [p. 124] Fabriekspoort H.M. van Randwijk Gebouwen uit graniet, pilaren een ijzer hek, dat over zand en grind en met terzij wat blaren en sprieten, een hooge lantaren koud en verwaand de weg bespant. Hier gaat een wild gevecht beginnen, de vrede willen is humbug, al wie verliezen zal daarbinnen gaat en keert niet terug. Daarachter wordt de aarde tot een woeste plek; daar glanst het staal phosphorisch in een donker kot en maakt de schoonste droom kapot, een mensch tot materiaal. Daar is geen hoop, daar is geen winnen, want staal is sterker dan een droom, en gaat die eenmaal hier naar binnen zoo sist hij weg in stoom. De directeur had eens als kind de bloemen liever dan het ijzer en zei geheimen aan de wind, maar wie bij deze poort begint vergeet en wordt langzaam wel wijzer, berekent wat men mag beminnen en voedt zijn ziel tot strenger tucht. Hier gingen witte bloesems binnen maar nimmer zag men vrucht. Daarbinnen staat een groot machien, dat dreunt en splijt en snijdt en kerft, wie niet nauwkeurig toe kan zien [pagina 125] [p. 125] en sneller dan het wiel is, dien grijpt het woedend tot hij sterft. Een moeder mag vergeefs beminnen, maar staal en ijzer blijven stom. Hier ging een jonge kerel binnen en kwam nooit meer weerom. Golft een benauwde walm op, die legt zich loerend langs de grond en dringt de menschen in de kop en knijpt de keel dicht als een strop en maakt hen als een zieke hond, tot zij zich afgesloofd bezinnen op 's levens smart en zinloosheid. Hier gaat kracht en gezondheid binnen, maar voor een korte tijd. Zoo in de nacht en 't helle licht des daags gaan voeten aan en af, der mannen met hun bleek gezicht, gaan hier de mannen tot hun plicht en tot hun graf. Wie zal die droeve stoet beminnen? Want medelijden is humbug. Hier gaan er duizenden naar binnen en keeren nooit terug. Heer Jezus, die vol liefde zijt, zendt Uwe troost aan allen, die hier zuchten uit hun zware strijd, wees met de man die werkt en lijdt en roept, en weet niet wie. Maar Hij, die ieder wil beminnen, de bron van zuiverst medelij, smeekt ieder uur: Ach, laat Mij binnen? En Hem wijst men voorbij. Vorige Volgende