| |
| |
| |
Boekbespreking
Cultuur en Vaderland, door Tienus J.C. Gerritsen. Van Holkema & Warendorf N.V., Amsterdam.
De schrijver verwerpt de geestelike grondslag van de bekende politieke partijen, omdat de volstrektheid der Christelike partijen verstoord wordt door subjectivisme, waardoor geen gemeenschappelike geestelike grondslag wordt verkregen. Bij de liberalen is dat nog sterker; de Marxisten zijn in politicis principieel relativisties.
Er is voor de schrijver maar één vaste grondslag: de rede. Het komt in hem niet op, dat ook met de rede, subjektivisties en relativisties gesold is. Dat God minder absoluut zou zijn dan de rede, en de opvattingen over God minder vast dan die uit 't terrein der rede, wordt niet bewezen.
Overigens is er in deze korte, eenvoudige brochure veel, dat - zij het niet nieuw - solieder is dan de basis waarop hij zijn inzichten wil funderen.
v. H.
| |
Bilderdijk's Geschiedenis des Vaderlands, door Dr. K.H. de Jong. Leiden 1934. N.V. Boekhandel en Drukkerij v.h. E.J. Brill.
De rede, die Dr. de Jong Maart 1933 hield voor het Bilderdijk-genootschap, wordt in dit werkje gepubliceerd. Zij verdient dit ten volle. Ze is onderhoudend, oriënterend en geeft behalve op Bilderdijks historieopvatting opnieuw een blik op zijn persoon, zijn geniale kwaliteiten; zij wijst ook op het gerechtvaardigde van de kritiek. Wie Bilderdijk kritiekloos wil aanvaarden, zal nooit autoriteit erlangen, wie kritiseert zonder Bilderdijk's genie op te merken en te respecteren, vergrijpt zich aan Bilderdijk. Dr. de Jong's methode wijst de weg naar juiste waardering.
v. H.
| |
Levenskracht, door Dr. A.M. Brouwer. Kemink & Zoon N.V. Over den Dom, Utrecht (z.j.).
Een aardig boekje, waarvan de gedachten van de bekende Utrechtse hoogleraar gesymboliseerd zijn in de omslagtekening, waarop Ik is doorgestreept om plaats te maken voor Hij, en veranderd zijn in de tekst, waarop ze uitlopen:
Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft.
v. H.
| |
Mijn kijk op het leven, door Albert Einstein. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf N.V. 1934.
In dit boek zijn bijeengebracht redevoeringen en brieven van Einstein over allerlei onderwerpen. Voornamelik gaat het over pacifisme, jodendom en natuurkunde. De beide eerste onderwerpen leren ons Einstein kennen als mens gelijk enkele inleidende opmerkingen over ‘mijn kijk op het leven’, het laatste als geleerde. Van beide is het belangrijk kennis te nemen, al zal hij als geleerde meer autoriteit hebben dan in zijn algemene levenskijk. Hij pleit voor de demokratie, tegen alle dwang, voor vrijwilligerslegers, nog liever vol- | |
| |
ledige algemene ontwapening; in zijn uiteenzetting over deze onderwerpen kan hij weinig nieuwe argumenten naar voren brengen: ze zijn dan ook alleen belangrijk voorzover wij belang stellen in het konflikt tussen Einstein en het Duitsland van 1933. Over deze botsing worden enige brieven gepubliceerd in deze uitgave.
v. H.
| |
Bijbelsche monographieën. Isaias, door Prof. J. Kroon S.J. Jeremias, door Prof. Dr. Jos. Keulers. J.J. Romen & Zonen, Roermond, Maaseik.
Onder leiding van Prof. Dr. Jos Keulers verschijnt bij Romen & Zonen een serie bevattelike, maar wetenschappelik goed verzorgde monographieën over bekende Bijbelse personen uit Oude en Nieuwe Testament, die tot doel heeft kennis van en liefde tot de Heilige Schrift te wekken.
Daarnaast komen studies over tijdperken uit Israëls geschiedenis of over vraagstukken van meer algemene aard, die voor de Bijbellezer van belang zijn.
Zo zullen in dit jaar verschijnen Ezechiël, De waarde van het Oude Testament voor het godsdienstig leven (vertaling van Prof. Durr's Religiöse Lebenswerke des alten Testaments), De Heilige Schrift in het licht der Palestijnsche opgravingen en Jeruzalem-Antiochië, terwijl nog een hele rij andere werken in het plan zijn opgenomen.
De beide deeltjes, die wij ter bespreking ontvingen, geven een beeld van de degelike en tegelijk goed-populaire wijze, waarop de bewerkers hun taak hebben opgevat. Voor wie zich interesseert voor de wijze, waarop Katholieken van heden zich beijveren om ook aan leken bijbelkennis bij te brengen, is deze serie een uitstekende gelegenheid om er zich van te overtuigen, met welk een ernst dit werk ook door de Roomse kerk wordt ter hand genomen. Vooral in boeken als deze zal de Protestant merken, hoe veel er is, dat de eenheid in Christus met onze Roomse mede-christenen bevestigt.
v. H.
| |
De werken van Vondel, zevende deel. Uitgegeven in 1934 door de Maatschappij voor goede en goedkoope Lectuur te Amsterdam.
Ditzevende deel bevat gelijk het zesde vertaalwerk van Vondel: bewerkt door Prof. Verdenius het vervolg van de Aeneïs vertaling, door Prof. de Vooys en Dr. Cath. C. van de Graft Horatius' Lierzangen, en bewerkt door de heer Michels Ovidius' Herscheppingen, waarvan in dit deel 12 boeken.
Behalve de voortzetting van Sterck's Leven van Vondel en de bibliographie, literatuuropgaven en varianten, bevat dit deel verder nog een kort inleidend artikel van de heer Michels over de vertaling der Metamorphosen.
v. H.
| |
Kerk en Maatschappij in Verleden en Heden. Beknopt Christelijk Encyclopaedisch Handboek, door Dr. J.C. Rullmann en Dr. J.A. Nederbragt. N.V. Uitgeversmaatschappij Enum, Amsterdam 1934.
In een tijd dat vragen over kerk en maatschappij en hun beider verhouding zozeer aan de orde zijn, kan het niet verwonderen, dat een uitgever komt met een werk, dat een vraagbaak op deze terreinen zijn wil. In populaire vorm wordt in deze encyclopedie over allerlei feiten en vragen gehandeld. Het standpunt der schrijvers is, zoals bekend mag worden gesteld, het Gereformeerde. Dit is niet als terloopse vermelding bedoeld, maar wordt gememoreerd om aan te duiden, dat het gereformeerd karakter van deze encyclopedie zeer duidelik in dit eerste deel (van de hand van Dr. Rullmann) blijkt.
v. H.
| |
| |
| |
Herinneringsplaat bij het verlaten van de lagere school. Uitgave van Jacob Dijkstra, Groningen 1934.
Hoe het mogelik is, dat zulke afschuwelike dingen als ‘aangename herinnering’ worden uitgereikt, vermag ik niet te beseffen. Ik wil graag geloven, dat er zijn, nog naarder, dan deze door Wybo Meyer getekende plaat, maar deze is erg genoeg. Bij de plaat wordt aan de leerlingen een handleiding ten geschenke gegeven, om hem te vertellen, wat de 13 afdelingen waarin de plaat is verdeeld, te beduiden hebben. Zelfs in het souvenir laat de schoolmeester de kinderen nog niet los!
v. H.
| |
Eerwaarde, door G. van Nes-Uilkens. v. Holkema & Warendorf N.V., Amsterdam 1934.
Een ongetrouwd predikant is de hoofdpersoon van dit boek. Hij woont in Meerdorp, een plaats die hij gekozen heeft, meer om zijn liefde voor het water dan uit roeping en uit liefde tot zijn gemeente. De schrijfster heeft veel sympathie voor haar hoofdpersoon om zijn algemene mensemin en zijn kinderlike reinheid van hart. Hij komt in konflikt met het dorp doordat hij een dorpsmeisje, dochter van een dronkaard, veel in huis haalt en later zelfs al huisgenoot opneemt en zo voedsel geeft aan lasterpraatjes.
De lezer als buitenstaander vindt natuurlik die laster wel minderwaardig en Eerwaarde wel een beminnelik mens, maar acht een zo grote naïeviteit en gebrek aan inzicht in een dorpsmentaliteit vrij onmogelik. Verder is de verhouding tussen de dominee en zijn gemeente ook wel erg onbevredigend. Hoe kan een zo weldenkend mens als Eerwaarde zijn gemeente zo verwaarlozen. Hoe komt het, dat Joustra en zijn medekerkeraadsleden zich laten verleiden tot een zo eigenaardig protest, als de zaak nooit in de kerkeraad aan de orde geweest is? Ik geloof dat een dergelijke vertoning als die welke het hoogtepunt van dit verhaal vormt, in geen enkel dorp, in geen enkele kerk mogelik is. Het verhaal laat zich overigens wel vlot lezen en wie geen last heeft van genoemde onwaarschijnlikheden en een zeer simplistiese karaktertekening, mag het tot onschuldige, licht verteerbare meisjeslectuur rekenen.
v. H.
| |
Licht, verzen van Ben Onie. Uitgave van Drukkerij Reiman, Amsterdam (z.j.). Ook verkrijgbaar bij de schrijver, Reguliersgracht 45, Amsterdam.
De geest van deze verzen is een andere dan die van vorige bundels van dezelfde schrijver. In de plaats van de opstandigheid en de klacht is de rust en de aanbidding gekomen. Het talent van de dichter heeft zich echter niet veel gewijzigd. Wel is het vers wat gemakkeliker, vloeiender geworden, maar slechts zelden is het mogelik van poëzie te spreken. Meestal treffen we de toon aan van 19de eeuwse opwekkingsliederen. Het best is hij in het beschrijvende genre, door de rustige beschrijving klinkt dan soms een lichte bewogenheid, die aan de kalme regels plotseling leven schenkt. Zo b.v. in het sonnet zomerdag. Ik neem hieruit de regels:
Op 't boerenerf maakt 't hoendervolk geraas,
Het kaaklen lokt een broedhen zelfs naar buiten,
De weien zijn bedauwd en liggen in een waas.
Het werkvolk tijgt aan 't werk, de wereld is ontwaakt,
De zon, die blij, stil en gezond ons maakt,
Stijgt hoger steeds, het wordt een warme dag;
| |
| |
't Is schoon zo'n volle lichtdag te beleven,
Alsof men nooit verscheurde schoonheid zag.........
Daar staat helaas veel gerijmel naast. Ik denk b.v. aan:
Gij kunt de gang der sterren stuiten
En wijst de Orion zijn weg;
Gij richt de Beer en zijn kornuiten......
Maar 't is mijn bedoeling niet om grapjes over deze bundel te maken. Hij is alleen veel te vlak, te banaal en vooral dikwijls onzuiver. Ben Onie probeert een eenvoudig lied te schrijven en vaak is hij na aan de toon. Maar veel te vaak rijmt hij er maar op los. Het spijt me te meer, dat ik dit schrijven moet, naarmate ik me over zijn geestelike verandering verheug.
v. H.
| |
Koekichi Koerasaki - Twee dwaalwegen. Bewerkt naar het Duitsch door Dr. Ir. H.G. van Beusekom. J.N. Voorhoeve, den Haag 1934.
Dit boekje bevat de levens- en bekeringsgeschiedenis van Koekichi Koerosaki, een Christenprediker in Japan, die in Duitsland theologie studeerde bij Prof. Karl Heim, voor wie hij deze geschiedenis schreef. De twee dwaalwegen, waarvan hij verlost werd, zijn de Confuciaanse zedeleer en een Christelik-getinte pantheïstiese mystiek.
v. H.
| |
Kunst en zaken. Roman door Sinclair Lewis. Vertaling van J.H. Pauls. Van Holkema & Warendorf N.V., Amsterdam 1934.
De tegenstelling ‘kunst’ en ‘zaken’ spreekt in dit verhaal uit het leven van twee broers Ora en Myron Weagle. In Ora vinden we zelfingenomenheid, lichtzinnigheid, oplichterij, gemis van verantwoordelikheidsgevoel, teren op een anders materiele en geestelike eigendom, met aan 't slot éclatant succes en levensmoeheid. In Myron vinden we bescheidenheid, gepaard aan vertrouwen in zichzelf op het terrein van zijn zaken, het hotelwezen, zuinigheid, vrijgevigheid, matigheid, trouwe liefde, matig sukses, maar ongebroken kracht en de lust om nieuwe plannen te overwegen, als zijn zoon tot de leeftijd van initiatief komt.
Deze tegenstelling is vrij duidelik en scherp. Ook niet geheel onverdiend. De auteur haast zich om ook andere zakentypen te laten zien, die zich van een minder fraaie kant tonen dan Myron. Ook Myron zelf is geen absolute deugdheld. Hij doet dit alles slechts in zoverre, als nodig is om het verhaal binnen de grenzen der waarschijnlikheid te houden. Zelfs plaatst de schrijver naast Ora uit het gebied der kunst niemand om de artistieke wereld meer aannemelik te maken. Deze kan zich dus mistekend achten. En terecht. Het was natuurlik ook mogelik geweest het verhaal even waarschijnlik te maken, wanneer de zakenman poenig en de artist de harde werker voor idealen zonder loon was getekend. Maar dat is een bekende romantiese tegenstelling, die door Sinclair Lewis met opzet wordt aangevallen. Hij wil het de kunstenaars duidelik maken, dat hun minachting voor de zakenlui zonder smaak en zonder gevoel misplaatst is, dat deze juist in hun eerbied voor het geniale in de kunstenaar hem een hoger plaats geven dan hem toekomt. We zijn wel ver verwijderd van de tijd, toen het mode was de zakenman als de filister en de kunstenaar als de reine dromer voor te stellen, toen Robbers aan bod was met De bruidsdagen van Annie de Boogh.
Is het mogelik te vragen, wie er nu gelijk heeft? Ieder kent zakenlui als Myron, maar hij kent ook het type dat de soort verachtelik doet schijnen. Ieder kent de ernstige
| |
| |
kunstenaar, die zichzelf offert liever dan zijn ideaal los te laten, maar hij kent ook de Oran's, die zichzelf zoeken en het zich tot een biezondere deugd rekenen, als ze na tienmaal voor het kwaad bezweken te zijn, zichzelf éénmaal overwinnen en uit deze overwinning treden ze dan zo zelfingenomen weer te voorschijn. dat ze dadelik weer met hun oude zonden voortgaan.
Het merkwaardige is, dat we beide tekeningen de korrekte zakenman en de onverantwoordelike kunstenaar, zowel als de kille zakenman en de begrijpende kunstenaar zien als juiste typering van hun soort. In deze twee karakteriseringen zijn beide groepen getekend aan de grenzen van hun aard, en de grenslijnen zijn de lijnen waaraan men de figuur herkent.
Sinclair Lewis heeft vooral zijn kracht gegeven aan het uitbeelden van Myron's wereld. Oran's karakter is in zijn hoofdlijnen sterk getekend, maar zijn milieu en soortgenoten blijven op de achtergrond, worden nauweliks genoemd.
Myron's wereld, het hotelwezen. We zijn er weer al aan gewoon geraakt, dat de moderne auteur het moderne bedrijfsleven met grote zakelikheid verstaat en bij voorkeur de 20ste eeuw als technies wonder of techniese verwording voor ogen stelt.
Ieder die veel gereisd heeft, en het hotelleven meent te kennen, wordt overtuigd in dit boek, dat de finesses van het bedrijf hem tot heden zijn ontgaan. En tegelijk zien we hierdoor, wat het is, dat een zakenman met zo'n koortsachtige ijver doet arbeiden. Dat is niet in de eerste plaats de lust om veel geld te verdienen, maar het is het genot van het perfectionneren van het bedrijf; zelfs een treiterige vrek als Tiesel is het meer te doen om het ekonomies meest juiste systeem te vinden voor de hotelleiding, waarbij hij het in de kleine dingen zoekt, tot 't uiterste gedreven door een vitterige aard, meer dan omdat hij nog rijker wil worden.
Het boek is geschreven zoals we dit van de schrijver van Babbit kennen, snel en zonder omhaal, met een cyniese humor, zonder iemand of iets te sparen, zonder ook de nationale trots van de Amerikaan te sparen, hard en waar, Te eenzijdig om absoluut waar te kunnen zijn. Absolute waarheid, d.w.z. menselike pogingen om alle zijden gelijk te belichten, voert tot het relativisme; daarom scherp markerend, het is tegelijk het beste middel om er aan te herinneren, dat er ook nog een andere waarheid is, die men heus niet ontkennen wil, maar die op een ander plan ligt dan het onderwerp in kwestie.
v. H.
| |
Negende Kerstboek, onder redactie van P.J. Risseeuw. G.F. Callenbach-Nijkerk 1933.
We ontvingen dit Kerstboek wat laat; niet te laat om er nog gaarne wat goeds van te zeggen, want Risseeuw's Kerstboeken gaan er niet op achteruit. Wat er vooral aan te prijzen is, dat is een rij aardige novellen. Ignatia Lubeley vertelt weer van vroeger, hoe Pieter Lenius Saarmietje verkoos boven de rijke Claesje Botermans. Een beetje vreemd doet het aan bij een schrijfster met zoveel historiese belangstelling op te merken, dat zij Ossian als de titel van een werk schijnt te beschouwen inplaats van als een auteursnaam. Overigens een van de vele rustige verhalen, met goede milieutekening, gelijk we die van Ignatia Lubeley kennen.
Zielen op weg van Greeth Gilhuis-Smitskamp vertelt van oude mensen, dicht bij de dood, en de pijn, als opoe op haar oude dag bij haar schoondochter in huls moet, haar meubels ziet wegdragen en vooral Steefie, haar liefste kleinkind, af moet staan. Het kleine ietwat onredelike leed van het afsterven, het losmaken van kleine en enkele dierbare dingen, gevoelig te beschrijven, is de sterkste zijde van Greets Gilhuis' kunst. Van Hendrika Kuyper-van Oordt een schets Het goudenregenboompje. Een jong leven dat wegkwijnt en pijnlik gekwetst wordt, telkens als ze de tegenstelling
| |
| |
voelt met haar gezond vriendinnetje. Een verhaal met al de kleine trekjes, die het werk van Mevr. Kuyper-van Oordt zo geheel af maken.
Jan H. Eekhout geeft een van zijn Vlaamse schetsen over de dood van Ivo de Geus, een leurder, die tegen de sneeuwstorm niet op kan en tegen een boom naast zijn draagkas, sterft.
Heynes spot met de Hervormers, een jongen en een meisje, die de maatschappij willen verbeteren, zonder van het leven veel te begrijpen. Erg gelukkig is Heynis in dit verhaal niet: hij heeft beter werk geschreven.
De strooschippers van v. Eerbeek is een levendig, pittig geschreven verhaal, vol aardige humoristiese waarneming. Dit is wel het beste uit de bundel.
Risseeuw geeft in Kort oponthoud een sanatoriumschets, een genre waarin hij zich heeft gespecialiseerd. Het wisselend publiek, de begrijpende directrice, het geeft hem gelegenheid veel mensen te laten zien in hun zorgen en verlangens. De vluchtigheid waarmee de figuren getekend zijn, zij het niet onherkenbaar en wel degelik aanvaardbaar, wordt gedekt door de titel.
Over het algemeen - van Eerbeek uitgezonderd en ook bij hem zijn de levensomstandigheden nog weinig rooskleurig - zijn de verhalen triest. Het valt niet mee in onze tijd luchtig te schrijven.
Des te frisser is het in de schets Meisjesstudenten, waarmee Agni van der Torre de novellen van dit Kerstboek besluit, het geluid van een jonge schrijfster te vernemen, die het leven nog mooi vindt en blij is, als Leonie en Reguul ‘met het geluk van hun hart stralend op hun wezen’, het studentenhuis inkomen.
Behalve verzen van de Merode, Hel. Swarth en Waanders bevat het Kerstboek nog een meditatie van Ds. van Nie en een opstel over het werk van Roeland Koning, die deze bundel ook illustreerde. Ik waag me niet graag aan het beoordelen van schilderijen of houtsneden, maar het lijkt me dat de houtsneden van Roeland Koning nog een belangrijk eind bij zijn schilderwerk achterstaan.
De bundel is meer dan andere malen het geval was, qualitatief een behoorlik geheel. Een bundel die in zijn geheel voortreffelik te noemen is, kan natuurlik niet gegeven worden, maar de bijdragen lopen niet zo verschrikkelik ver uiteen. Natuurlik schrijven Mevr. Kuyper-v. Oordt, Jan Eekhout, van Eerbeek nog beter dan de anderen, maar in deze bundel is het verschi met de anderen niet opvallend. Ook in dit Kerstboek komt weer duidelik uit, dat het met het proza onzer Christelike auteurs langzamerhand beter wordt en het samenstellen van een geheel goede bundel langzamerhand niet meer tot de onwaarschijnlikheden gaat behooren. Het is verheugend, dat ook Risseeuw door nauwlettend toezien aan de verhoging van het peil meewerkt.
v. H.
| |
De incarnatie, door Dr. W.J. Aalders. Bij J.B. Wolters' Uitgeversmaatschappij N.V., Groningen, den Haag, Batavia 1933.
Prof. Aalders heeft het voorrecht de samenvatting te mogen geven van wat noeste arbeid in vele voorafgaande jaren samenbracht. In de laatste jaren verschenen van hem enkele belangrijke werken, die nog lang als standaardwerken zullen gelden. Ik bedoel zijn werk over de mystiek, dat over de grondslag der zedelikheid en nu dit over de vleeswording. Ik ben niet bevoegd dit werk te beoordelen. Geen enkel oordeel tast echter de degelikheid aan, waarmee Prof. Aalders werkt. Het hoeft dus hier zeker niet te worden gewogen. We wijzen hier alleen op de belangrijkheid van het onderwerp, de brede wijze van behandeling, die voornamelik in te delen is naar de gegevens der historie voor het leerstuk en de geschiedenis van het leerstuk der incarnatie zelf in de kerk, met als bijlage een referaat over ‘de incarnatie en wij’.
v. H.
| |
| |
| |
De paedagogiek van Prof. Dr. Ph. Kohnstamm, door P.R. Hoogwerf. J.B. Wolters' Uitgeversmaatschappij N.V., Groningen, den Haag, Batavia 1933.
Het is hier niet mogelik op dit boek in te gaan, daar we onze ruimte te zeer nodig hebben voor onderwerpen, die het direkte doel van ons tijdschrift raken. Toch maken we in ons blad vaak plaats voor enkele regels over een werk, waarvan we overtuigd zijn, dat het onze lezers niet geheel onverschillig kan zijn. Dat de paedagogiek van een Nederlander binnen de belangstellingskring wordt getrokken, moet worden gewaardeerd. De wijze waarop het in dit werkje is geschied: eenvoudig en overzichtelik en met een goede keuze uit zijn werk tot besluit, maakt het des te meer aanbevelenswaard.
v. H.
| |
Verlangen, door Jan H. de Groot. Uitgegeven in 1933 door G.F. Callenbach te Nijkerk.
Deze bundel zingt van het onbevredigde gevoel der halfslachtigheid, van een liefde bij de bron vergiftigd en waarvan nooit de konsekwentie werd getrokken. Het is het verlangen naar iets, dat men los moet laten vóór de bevrediging, niet de smart om het onmisbare. Dit weinig krachtige, meer mokkende verlangen maakt het leed niet diepsmartelik. Gevoegd bij het feit dat het vers van Jan de Groot in de laatste jaren toch aan direktheid, frisheid en kracht heeft ingeboet, maakt, dat deze gedichten ons tamelik onverschillig laten.
v. H.
| |
Vertalen. Orgaan van de Vereeniging ‘Nederlandsche Vertalingen’. 1934 Nummer 1, 1e jaargang.
Het zal me niet mogelik zijn dit periodiekje, dat bestemd is om de 3 maanden te verschijnen, geregeld te bespreken. Bij zijn eerste verschijnen wil ik het echter van harte welkom heten. De vereniging, waarvan het 't orgaan is, stelt zich ten doel de strijd aan te binden tegen de slechte vertalingen, te werken voor voortreffelike. Daartoe zal ze vooral de medewerking van de uitgevers nodig hebben. Natuurlik heeft elke uitgever graag een goede vertaling, als hij een vertaald boek uitgeeft. De grootste vijanden van een goede vertaling zijn: een slechte honorering, de korte termijn, waarbinnen de vertaling gereed moet zijn. Een uitgever die zich in dit opzicht geen verwijten hoeft te doen, kan de hoogste eisen stellen aan een vertaling. Enkele toegewijde vertalers zijn bekend. Aan hen kan altijd veilig een vertaling worden toevertrouwd. Zij weten, dat een vertaler tegenover een kunstwerk een grote verantwoordelikheid heeft. Tegenover de enkele algemeen geachte vertalers staan vele onbekenden. De uitgever is als regel zelf niet deskundig om de kwaliteit van een vertaling te beoordelen. De vereniging wil een adviesburo oprichten. Want de preventieve arbeid moet op den duur belangrijker worden dan de korrigerende en kritiserende. De laatste zal natuurlik altijd blijven bestaan. De sanering van het vertaalbedrijf zou niet dan door een imperatieve keuring voltrokken kunnen worden. Dit zal de uitgeversbond aan haar leden wel niet willen opleggen. Ten slotte zou een keuringscommissie nog kunnen falen. Maar welke de omvang van hare successen ook mogen zijn, ze zijn de vereniging van harte toegewenst.
Het eerste nummer bevat behalve een art. van de heren Schotman en Premsela over de strijd tegen de vertaling, een artikel van Kelk over de uitgevers en 't vertaalde boek en een van Mr. Maas Geesteranus, die nagaat wat de auteurswet zegt over de juridiese positie van de vertaler. Ten slotte wordt een ergerlik geval gesignaleerd van iemand die een vertaling uitgeeft onder de schijn van eigen schepping door op de titelpagina de naam van de auteur niet te noemen.
v. H.
|
|