| |
| |
| |
Fragment
J.K. van Eerbeek
De jonge de Rapper maakte zich geen illusies, toen hij zijn ontslag kreeg. Maar hij had de moeilijkheden nog onderschat. Hij schreef op verschillende advertenties, daarbij zorgvuldig melding makend van zijn diploma's: zonder eenig resultaat.
Alleen een drukkerij antwoordde op zijn sollicitatie. In het plaatselijk blad had een annonce gestaan die een vaste, goed gesalarieerde levenspositie betrof. Hij werd verzocht zich aan de drukkerij te vervoegen.
Hij woonde vlak bij de drukkerij. En op een Maandagmorgen ging hij er heen. Het was allemaal veranderd bij hem op de straat, bedacht hij onder het gaan. Groote vrachtauto's snorden voorbij, wagonlange carrosserieën, bakbeesten, waar de straat vol van werd. Op marktdagen kwamen de veewagens: paarden en koeien boven op de driftig voortijlende platforms keken met hun prachtige berustende koppen en willoos over de hekken heen.
In een oud heerenhuis, waar vroeger een paar oude dames over het gladde grachtwater heen naar het einde hadden zitten uitkijken, was de drukkerszaak gevestigd.
Ze moesten zulke kantoren niet in die oude heerenhuizen onderbrengen, dacht de Rapper. Als je een oud handelskantoor had met afgereden krukken en met inktgeklodderd behang kon je er je thuis voelen.
Maar een paar van die nooddruftige tafels met papierbladen in zoo'n verdesoleerde salon-met-suite waar een zon-begoten moerbeiboom naar binnen keek...... Enfin, dat ging nu eenmaal niet goed anders.
Derk Jan liep voorafgegaan door den jongsten bediende dat verrommelde kazerne-bureau door en kwam door een schuifdeur in een smal vertrek. Een oude heer, die zich met een onnoodig gehaast tempo tegen zijn eigen landerigheid zat te verweren, ontving hem daar.
Hij verschikte met een bleeke door de zenuwen afgevreten hand wat aan een pot met een bloem. Die was hem door zijn vrouw daar neergezet. Dat
| |
| |
door de cultuur stuwde beroep, dat hij met die bloem op zijn dieper ik deed, ontroerde den bezoeker. Er lag al te zeer een verweer in dat verzetten van die bloem. De Rapper mocht hem graag.
Op de tafel lag een informatie, die ze daar blijkbaar naar hem genomen hadden. ‘Nette menschen’ was er met potlood schuin op het briefhoofd geschreven. Zoo weinig netheid was er dus noodig en zoo veel onfatsoen was er getolereerd om zich die naam te verwerven, grinnikte de Rapper. We zitten hier wel aardig opgeborgen in dat kleine kantoortje overlegde hij. Dit kleine hokje is wel ka-rak-te-ris-tiek. De firmant scharrelde langer in zijn paperassen dan noodig was.
- Ik heb de advertentie gelezen - zei de jonge de Rapper. Kan u me inlichtingen geven over de betrekking?
- Ja, ik zoek uw sollicitatiebrief. (Die de firmant niet noodig had).
Hij vond haar eindelijk en ging gerustgesteld achterover in zijn stoel zitten. - Het werk bestaat in het op eigen risico plaatsen van advertenties. - Hij keek den ander aan.
- Colporteur dus.
- Ja meneer. - De firmant keek verlegen; hij was zoo dom zich er voor te schamen, dat hij een misleidende advertentie gezet had. (Er had in de oproep zooiets gestaan van een gesalarieerde positie).
Als hij wat meer zakenman was geweest, had hij Derk Jan om zijn naïveteit kunnen uitlachen. Die had toch kunnen weten, dat men in advertenties geen waarheid moet zoeken.
- Er stond in de oproep zooiets van een levenspositie.
- Ja, nou ja. Maar we hebben heusch verschillende colporteurs, die vijftig, zestig gulden per week maken.
De oude heer gooide een kaartenkast open en nipte met een tot in het overdrevene bestudeerd handgebaar een staande stapel kaarten om tot een waaier en liet de bezoeker er een zien. De kaart was verdeeld in ruitjes en op iedere rechthoek stond de verkoop van een dag genoteerd. Het ding deed de Rapper onplezierig - omslachtig aan.
- Het kan wel - zei hij; Hij had een schurftig bedelaartje in de gedachten, dat gehuld in een regencape en te voet de stad afgeusde.
- Maar hebt u geen ander blad voor me, dan deze advertentie-courant? (die gratis werd verspreid).
| |
| |
Hij zei het om van de zaak af te zijn. Het kwam hem voor, dat deze firmant zelf dat plan van de advertentie bedacht had en nu wou hij hem zoo ineens daar niet mee teleurstellen.
- Nee, we hebben voor onze periodieken anderen, die al jaren voor ons werken, trok zich de oude heer terug.
- Het spijt me, zei de Rapper. - Hij stond op, want de betrekking leek hem niet.
Toen ze scheidden, zeiden beiden, dat zij zich op de zaak bezinnen zouden. Bij de Rapper was deze term een beleefdheidsformule; hij dacht aan zijn diploma's, die hij zich zonder teveel inspanning en met een erkende aanleg voor verschillende vakken had verworven en hij achtte er zich te goed voor, met advertenties voor een gratis verspreid reclameblad te gaan werken. Maar de nood drong; de middelen voor verdere studie ontbraken hem, en toen er veertien dagen voorbijgingen, zonder dat zich iets beters voordeed, besloot hij zich voorloopig met de advertentie-affaire in te laten. Hij liet zich voorbeelden en tarieven in de tasch pakken en ging op weg. - Ik dacht, ik zal eerst maar eens naar de menschen gaan, die van dit soort reclame profijt kunnen hebben. Dat dacht hij precies verkeerd, maar hij wist niet beter. Hij dacht het eerst aan zijn neef Riezepol, die in de voorstad, waar de Teerweg op uitliep, een motor- en rijwielzaak bezat.
Het huis, waar deze woonde, was ook zoo'n zaak, die in een oude patriciërswoning was gevestigd. Daar had nu maar een veekooper in gewoond; doch deze was een goed gesitueerd man en hij had er in moeten blijven. Dat was een mooi gezicht vroeger als de deur openging en men keek door de breede gang de tuin in. En nu: een paar smerige kerels in overalls. Hoopen tweederangsfietsen, stukken ketting, ventielslang, frames...... het was alles even tweederangs wat zich in het huis bevond; die dingen hoorden daar niet. Maar och. Die goed gesitueerde veekooper met z'n blauwe kiel in de week en z'n zwarte plastron onder de kin op sabbath, was ook geen ideale bewoner. Het was toch maar zoo, dat hier thans 's zomers fietsers en kampeerders stilhielden, heeren in dameskleeren met rooie, groene, gele pullovers, meisjes-kalotjes en broeken als strandpyjama's; en dames in heeren-overalls zoo ernstig en saamhoorig als arbeidersvrouwen en hun mannen; fietsen als kameelen volgepakt met dekens, potten, pannen, stokken en vlaggen. Gezinnen uit andere provincies, die door een gril uit een kramp- | |
| |
achtig kleine-stadsbestaan waren losgeslagen. Bek-af, en, voorzoover de vrouwen betrof, innerlijk verontrust over het feit, dat ze de pot niet konden koken vandaag.
En jongens van jongelingsvereenigingen, arbeiders-jeugd-centrales en jongeren-verbonden, ‘smart’ en vergroeid met de fiets; een nieuw soort rubber- en staal-centauren.
Auto's uit alle provincies van het land en alle landen van Europa en motoren, die vliegende donderpotten - die allen legden daar aan en met een kleinigheid uit die hoopen waardelooze ventielslang werden de vehikels gerepareerd...... De Rapper stond een minuut te kijken naar een spiksplinter nieuwe Sarolea en kreeg schik in het ding. En in de wijze, wijze wereld, die het maakte.
Er kwam iemand naast hem staan, een kennis, die begon te klagen over de vermechaniseering, de nivelleering en de crisis. Maar de Rapper was in een milde stemming en dacht: stil maar; honger heeft geen mensch en men ziet nog kans om de werkloozen te laten meeëten.
De hoorn van een luidspreker, die boven het valraam was aangebracht begon te spreken. Een cadens van een modernen componist werd aangekondigd...... Een viool...... En iemand begon met een harde en gespannen stem te jubileeren. - Deeën ze dat vroeger ook? vroeg de Rapper aangestoken door die melodie met een dronkemansroes in z'n krop.
De oude opstandigheid, die hem in de klas al kon plagen, ging zich roeren. - - Wat? Wat? informeerde min of meer verontrust de ander.
De viool, die zoo helder en hard en zoo koel en wijs was als de herfstdag, stoeide met de intervallen; raakte ze maar even aan; en de achteloosheid, waar de violist ze mee achter zich liet liggen, was nog haast mooier dan de overmoed, waarmee hij ze opgezocht had. - Wat, wat vroeg de heer Steen onthutst. - Zoo spelen.
- Vroeger speelden ze ook viool. - In zijn dagen.
Hij liegt het, dacht de Rapper. Hoe konden er liedjes op de motor, de electrische stroomingen en op rubber; hoe konden ze de motor spelen, toen die nog niet bestond.
De heer Steen besteeg zijn stokpaardjes. Hij begon over Jazz en hij haalde er de oorlog bij.
De Rapper ging rechtop voor hem staan.
- Onze eeuw, wilde Steen beginnen. - Ze mag leven, zei de Rapper. Zoo
| |
| |
best stond hij er niet voor, maar het gejeremieer begon hem te vervelen. Toen keerde hij zich om en belde aan bij de tweede deur van het portiek, waar zijn neef Riezepol, de motorhandelaar, woonde.
Men opende niet direct en hij stond vrij lang voor die dichte deur. Het leek hem, toen hij rondkeek, koud buiten. Hij was min of meer moe en hongerig; en hij had de heele dag bij anderen op tafels gekeken naar zaken, waar hem niets van toekwam. Zijn beenen bewogen moeilijk van het fietsen, dat hij die dag gedaan had.
Hij stond dus lang te wachten voor men hem opendeed. Toen er eindelijk aan de kruk werd gerammeld, werd de deur niet heelemaal opengetrokken.
Ze kwam half open, meer niet. Hij zei: Goeien-avond.
- Goeien-avond, zei Gerard Riezepol. Hij had strepen over zijn gezicht loopen, men kon aan zijn gezicht zien, dat hij ouder was dan de Rapper. Er waren overal strepen op zijn huid gezet; op zijn huid en op zijn ziel. Door de ondervinding.
Hij deed de deur niet open. Daarom talmde de Rapper wat bij de tasch die op z'n fiets zat. Hij deed of hij van plan was geweest daar het een of ander van af te nemen. En hij praatte ook.
- Ik kom je is opzoeken.
Geen antwoord. De Rapper keek naar zijn jas, die toevallig meer naar de mode was, dan die van Riezepol. Hij schaamde zich voor z'n jas, voor z'n huid; hij kon zich den ander niet verklaren; hem niet en z'n manier van kijken niet. En hoeveel ervaring hij zich voor z'n strepen op de huid had gekocht, wist hij natuurlijk ook niet. Hij praatte door.
- Hè - hè - zei hij - ik ben blij, dat ik hier bij een bekende ben. (Dat was raar gezegd, maar enfin). Ik ben de heele dag bij de weg geweest; en ik heb niet genoeg verdiend. Ik heb geen cent verdiend.
Hij had de tasch eigenlijk al lang los, maar hij stond nog aan het slot te frommelen.
- Nu ben ik blij, dat ik hier ben. Ik kom jou eens een been uittrekken.
Toen hij die woorden gezegd had, merkte hij, dat de deur meer dicht was dan zooeven. Zoodoende (waardoor precies realiseerde hij zichzelf niet) zoodoende maakten die woorden een wrang effect.
Wat het uitzicht van zijn neef betreft, bottig waren zijn beenderen, en
| |
| |
het leek of ze de huid van den een over de beenderen van een ander hadden gespannen.
- Ik weet niet of je het weet - begon hij, om maar wat te zeggen - maar ik ben in de advertenties gegaan. Het is geen hooge positie, maar het eene werk is niet meer waard dan het andere; en ik wou mijn boterham wel verdienen......
Stilte. Toen begon Riezepol.
- Neen, dat verwijt ik je ook niet (hij had van geen ander verwijt gesproken). Ik respecteer het ook, dat je je eigen brood verdienen wilt. (De Rapper was niet blij met dat compliment, want hij voelde, op dat oogenblik, dat deze gulden hem een rijksdaalder kostte).
We kennen elkaar; de meeste menschen prakkizeeren, hoe ze je het gauwst van de deur wegkrijgen. Maar jij, omdat je een goede kennis bent......
- Daarom koop ik dingen van je, die ik niet noodig heb, zei Gerard Riezepol sarcastisch.
En nu viel de Rapper op hoe schamper hij dat zei.
Er zijn menschen, die je niets vertelt en die toch alles van je weten. Soms spreek je ze nooit; je hebt elkaar bij een veer, of een brug, of in een café een keer gezien. Die kennen je formule. Zoo een was Gerard Riezepol.
- Nee - zei de Rapper. - Maar natuurlijk ga je na, wat je gebruiken kunt, en de order gun je mij.
- Hm - zei Riezepol sarrend. - Ik heb bezoek.
Zijn oogen lieten de Rapper niet los. Hij keek hem nieuwsgierig aan, als een medelijdende beul, die voor psycholoog speelt.
Nou, zoo kon Derk Jan ook kijken. Hij keek z'n eigen dag over. Hij begon zijn neef in gedachten te beschimpen. Voor zijn eigen huis stond Gerard. Je staat hier vervloekt gevaarlijk, in de mist zonder brood, vertelde diens gezicht. - Je bent maar een klein, klein kereltje - schold de jonge de Rapper. En ik doe de deur voor je neus dicht, insinueerde Gerard.
- Zoo, dus ik ben maar een handelsreiziger voor je - weerde de Rapper.
- Een soort landlooper - zei Riezepol.
- Wat ik in mijn kop heb, is me meer waard dan jouw eigen huis. De Rapper keek zijn neef vol aan, en z'n borst ging op en neer alsof hij een tooneelspeler was. Maar de Rapper keek even nieuwsgierig naar Gerard, als deze naar de
| |
| |
Rapper. Zijn neef was hem acht jaar ervaring voor. Die wou hij gratis van zijn neef overnemen.
- Wat je in je kop hebt, heb je niet in je groote teen, antwoordde Gerards gezicht.
- Wat let me of ik sla je dwars door die muur heen, dacht de Rapper vlug.
- De politie, waarschuwde Gerard Riezepol.
- Dank je voor je critiek, vocht de Rapper.
- Dat je die noodig had, grinnikte Gerard.
- Ik weet nu, wat jij weet. Ik heb de ervaring van jou, en ik ben acht jaar jonger. Jij met je leeren huid, vond de Rapper.
- Een kamer met vuur en licht is een leeren huid waard, zei Gerard.
- Maar jij bent ergens vast geloopen vader, anders kneep je je gele knuist niet zoo stijf dicht om je eigen huisje, insinueerde de Rapper.
- Als jij straks overal vastloopt, heb je zelfs dat bezit nog niet, om je knuist mee dik te maken.
- Ach, ben jij dezelfde, waar ik vroeger heele gesprekken mee had, je bent een ongeloovige.
- Ik ben lid van de kerk.
- Vroeger mocht je me toch nog al. -
- Ik heb liever het vleesch dan de botten. En we zullen eens zien wie het wint bij de Dönnebrinks.
Dit zeiden ze elkaar zoo ongeveer zonder te spreken. Ja, dat was even een vreemd oogenblik. Intusschen praatte de Rapper over z'n koopwaar, en prees z'n advertenties aan. Onder het spreken ging de deur hoe langer hoe meer dicht. En hoe meer die deur zich sloot, hoe beter hij de dwaasheid begreep, van wat hij zei.
- Ik kom niet bij iedereen met mijn aanbieding. Maar voor jou is ze wat. Als er één lezer is, die op deze advertentie let...... Het eerste jaar komt hij misschien niet bij je. Maar het volgende heeft hij een motor of fiets noodig. En dan herinnert ie zich jouw naam. Als je er één treft heb je al drie keer de advertentiekosten er uit.
De deur was nog een gezicht breed open. - Je hebt gelijk, hoonde Riezepol zwijgend. Maar ik laat je er niet in. Ik ben tegen mezelf, zie je.
De ander praatte door. Hij dacht, ik moet praten, anders is mijn kans voor goed verkeken. Hij dacht dat hij nog een kans had.
| |
| |
- Je maakt me niet wijs, dat er geen mogelijkheid is dat je er één fiets op verkoopt. Ik kan je niet garandeeren, dat er één kooper op komt. Maar ten slotte...... een slechte loterij is het niet. Je waagt toch......
De deur was niet meer open dan de breedte van Riezepol's neus. Hij bracht langzaam de sigaar naar zijn mond en keek den ander aan met rimpels om de oogen en met het gezicht van iemand die over een zaak van een tientje hoort spreken, en de gedachten bij een van een ton heeft.
- Je waagt misschien in de loterij ook wel eens een twintigje, dat kost je meer en geeft je minder kans. Je hebt in de Wereldrevue een dure reclame staan, die voor jou niet geschikt is.
De Rapper hoorde boven zijn hoofd de radio spelen, onder het praten door lette hij er op. Zijn hart, overwonnen door het glijden van de viool, gleed langs een gruwelijk glissando de diepte in. Het hart lag hem als een vogeltje in de borst. Hoop, beval de viool.
En hij begon te beven als het ware. Vergeefs, besliste die mensch, die op die viool speelde. Ik wist het, antwoordde iemand beschaamd. Maar ik heb iets anders voor u, ging het instrument verder. Dit, en luister hier naar: en deze zachte zekerheid is er nog. En hij stalde het heilige gelouterd zijn van een Hebreërbrief voor den luisterende uit.
Vreemd: onder het praten door volgde de Rapper die viool. Hij was haar soms voor. Achter de deur, half achter de halfdichte deur stond de mensch, die deze zaligheid bij hem aangebracht, die hem wakker geschud had door zijn cynisme. Handelsreiziger was hij dus volgens dezen, zoo iets als een landlooper.
Die kwalifikatie had hem pijn gedaan. Zoodoende was hij zoo open voor de stem van die viool geworden.
De deur was al lang dicht gedaan intusschen.
De Rapper was nu spoedig zoo ver heen, dat hij zich niet meer afvroeg, of de menschen, die hij bezocht, de kolommen van zijn blaadje zouden kunnen gebruiken. De menschen, die van dit soort reclame hun nut hadden kunnen hebben, weigerden; daarom bleef hem niet veel anders over, dan van de andere rubriek werk te maken. Er kwam nog een tweede kwestie, die hem een oogenblik verontrustte. Hij begreep al spoedig dat het blaadje het opgegeven aantal abonné's niet had. De oplage was veel kleiner, dan men voorgaf. Hij nam zich voor, het werk er bij neer te leggen. Hij had dit direct
| |
| |
moeten doen, maar hij paaide er zich zelf mee, dat hij eerst naar een andere werkkring kon uitzien.
De volgende dag ging hij op weg naar een uitspanning, die aan het einde van den Teerweg gelegen was. Hij voelde zich min of meer een oplichter...... en hij had een grimmig genoegen in zijn bedrijf. Ja, zoo ging het met hem. Het gaat me net als de Europeesche Staten, grinnikte hij. Ik heb de gouden standaard losgelaten; ik zie zoo nauw niet meer: ik werk met een dubbele standaard. Hij fietste langs de bosschen verder op aan de Teerweg, maar die zeiden hem niets. Hij trapte met sterke beenen de trappers neer; hij had vrijaf gekregen van de zware samenspraken met die wereld, die hij in zijn schooljaren wel hield...... Het was hem naar de zin. Ik heb een andere kant uitgekeken, zooals de vrouw van Lot; nu zijn de boomen steenen pilaren geworden, dacht hij. - Goed zoo. -
Aan het eind van de beukenlaan was een uitspanning. Daar stonden langs de schutting dezelfde rietgedekte hutten, waar ze als jongens hun kwast met suikerbroodjes slikten. Dan gingen ze
|
|