| |
| |
| |
Boekbespreking
Wat is dat? Een encyclopedie voor jongeren, 1e aflevering. N.V. Hollandia-Drukkerij, Baarn.
Een encyclopedie voor jongeren - alle woorden waarin de jeugd belangstelt, op bevattelike wijze uitgelegd, elk bekend verhaal, sprookje kort en onderhoudend verteld, het idee is aardig. De uitvoering lijkt me, naar de 1e aflevering te oordelen, ook goed geslaagd. Naar volledigheid wordt niet gestreefd, toch zal het boek pas kompleet zijn na 24 afleveringen van f 1.25. Bij het neerschrijven van deze cijfers komt twijfel bij me op, of de uitgever niet te optimisties oordeelt, als hij gelooft, dat hiervoor voldoende belangstelling zal zijn.
v. H.
| |
Leven en werken van Louis Couperus, door Henri van Booven. Schuyt, Velsen 1933.
Het grote werk van Henri van Booven over Couperus is enigszins een teleurstelling. Een boek van deze omvang door een tijdgenoot en vriend, zelf auteur, wekt verwachtingen, die door dit werk niet worden bevredigd. In de eerste plaats komt dit, doordat van Booven weinig perspectief in zijn levensverhaal heeft gebracht. In zijn bewondering beijvert hij zich om achtereenvolgens alle werken van Couperus als, zij het niet het belangrijkste, dan toch een van de belangrijkste te beschouwen. En aangezien de rij lang is, wordt dat vermoeiend. Een tweede oorzaak ligt in de polemiese trek. Men heeft Couperus te weinig gewaardeerd, uitentreure wordt het herhaald; vooral Frans Netscher, Couperus' vriend, wordt bij elke voorkomende gelegenheid verweten, dat hij van Couperus' werk niets heeft begrepen. Het is natuurlik van Booven's volle recht en zijn plicht om op de tekortkomingen van de Nederlandse kritiek te wijzen. Meer waarde dan de herhaling zou echter gehad hebben een onderzoek naar de oorzaken van die geringe waardering. Men is niet klaar met algemeenheden: Couperus is te groot voor ons kleine land, Nederland weet zijn grote mannen niet te eren, Couperus paste niet bij ons volkskarakter, hij miste onze benepenheid en toch was hij meer Hollander dan anderen of dergelike frasen. Zulke zinnen mogen afdoende lijken in een gesprek over Couperus in de huiskamer, maar wie een boek, een dik boek over Couperus koopt, heeft recht op meer.
Als ik me beklaag bij de lektuur van het boek van de heer van Booven, dan komt dit voort uit bewondering voor Couperus. Bij alle waardering voor de breedheid, waarmee het werk is opgezet, is toch de hoofdgedachte, dat de auteur niet de stof heeft aangekund, dat hij ver beneden zijn onderwerp is gebleven.
Behalve enkele uiterlike feiten, heeft dit boek niets aan mijn beeld van Couperus toegevoegd, nergens heeft 't mijn blik verdiept, integendeel veel heeft het verdoezeld. Ik betwist de heer van Booven niet, dat het een moeilike opgave was: een veelzijdig auteur als Couperus, een zo gekompliceerd mens, een zo rijke arbeid verstaanbaar te maken, vereist biezondere gaven. Het is mijn verwijt niet, dat de heer van Booven hierin te kort schoot, maar dat hij het haast niet heeft geprobeerd.
Toch zal voor ieder, die in Couperus belangstelt, dit boek nog tal van kleine biezonderheden bieden, die hem onbekend waren, en het zal elke lezer goeddoen op elke bladzij
| |
| |
te gevoelen, welk een oprecht vriend en bewonderaar Couperus in de heer van Booven heeft gehad. Want wat de oorzaak van het onkritiese in de arbeid van de heer van Booven is, geeft tegelijk de charme aan het boek: een zo grote overgegevenheid, dat verklaring en kritiese bezinning overbodig lijkt en bewondering en liefde het ene nodige. Het boek is goed uitgevoerd, en royaal geïllustreerd.
v. H.
| |
De Vacantie-Emoties van Juffrouw Begijntje, door Annie Vreeland. G.F. Callenbach, Nijkerk 1933.
Het is toch jammer dat zelfs bij onze jonge auteurs in het verhaal met een evangeliseerende strekking nauwelijks met de traditie voor deze soort lectuur gebroken is, dat ze namelijk uitsluitend is gebouwd op de volstrekte antithese: geloovige - wereldling.
Juffrouw Begijntje, die een paar weken vacantie in Scheveningen doorbrengt, is een vrome ziel, die haar meening tegenover de pensiongasten niet verheelt.
Ze maakt kennis met een op-en-top wereldsch meisje, Eva, één van die moderne strandvlinders in pyama. Onder de oogen en redeneerinkjes van Begijntje verandert dit meisje in enkele dagen tijd tot een gewoon, lieftallig kind, dat inziet dat genot en weelde geen geluk brengen. Ze is de dochter van een rijken handelaar, die met zijn pronkzieke vrouw een razende autotocht maakt door 't buitenland. Pa heeft natuurlijk van de crisis te lijden, maar Eva heeft gelukkig een erfenisje van 'n nicht en bovendien aanleg voor teekenen, zoodat ze zich, met haar aanstaanden man, die in deze kunst al heel wat bereikt heeft, wel zelfstandig door 't leven zal slaan.
Als Begijntje naar haar dorp terugkeert, hebben deze beide jonge menschen het geheim van het ware geluk, waarbij nu dat van hun liefde komt, begrepen.
Is dit onmogelijk? Wel, heelemaal niet! Maar de tegenstellingen liggen, ook, en vooral op de tegenwoordige badplaatsen, niet zóó aan beide zijden van die rechte lijn, die we, dikwijls maar gemakshalve, door het leven trekken.
Voor deze gemakzucht, die onze jongeren, vooral bij 'n voortdurende aanvraag om copy, bedreigt, kan niet genoeg gewaarschuwd worden. Overigens accepteer ik dit boek van Annie Vreeland gaarne als een goed staal van dat genre lectuur, waarvan we ook den invloed weer niet mogen onderschatten.
d. B.
| |
Een Stoombootje in den Mist, roman door Herman de Man. Uitgegeven door de Nederlandsche Keurboekerij. Amsterdam 1933.
Deze roman is het genoegelike verhaal van een gezelschap kooplui en boeren, die samen op weg naar de Goese markt, met hun boot in de mist worden ingesloten en zo drie dagen op elkanders gezelschap zijn aangewezen. Het is een kombinatie van de oude Rahmengeschichte, waar het hoofdverhaal niets dan een aanloopje is om de lijst te leveren rond een rij los samenhangende vertellingen en een moderne roman, waar een realisties uitgebeeld tafereel psychologies wordt toegelicht.
Verschillende reizigers vertellen namelik om de tijd te korten een vertelling in verband met eigen levenshistorie, maar deze verhalen overwoekeren toch niet het hoofdverhaal over de wijze waarop al deze mensen, die aan elkaar opgedrongen zijn, zich in het onvermijdelike schikken en op elkaars hebbelikheden reageren. De verschillende typen zijn inderdaad kostelik uit elkaar gehouden. Er zijn drie groepen: de schipper met zijn maats, de marktkooplui en de boeren. De kordaatheid van Jas de schipper en zijn gemoedelikheid vormen het rustige middelpunt van het gezelschap. Dorus heeft het met de jonge meiden in 't kombuis heel wat moeiliker. Gijs Erkel de koeidrijver, weet er van mee te praten, dat het lastig volkje is. Maar om de aanhalerigheid en de plaagzucht van de
| |
| |
jonge meisjes te leren kennen, hoef je niet drie dagen in de mist te gaan liggen, zij vormen de stoffage van elk landschap.
Het interessantst is het in het vooronder. Daar zit het alles door elkaar: mannen en vrouwen, kooplui en boeren, Joden en Jodengenoten. Daar wordt gebekvecht en gesentimenteeld, en daar worden de vertellingen ten beste gegeven. Deze vertellingen zijn één voor één voortreffelik. De toon van de vertelling, het commentaar van het graag interrumperende gehoor, het is zo uitstekend op elkaar afgestemd, dat we mogen zeggen, dat Herman de Man zich er mee op de plaats der beste vertellers heeft gesteld. Geestelik - met uitzondering van vele volkse wijsheden - betekent het niet meer dan hetgeen algemene mensekennis ons over de betekenis van het leven leert. Maar is het aan de andere kant weer niet heel veel, als we mensen van zo ongelijke formatie leren verstaan en waarderen? Leert het ons niet vinden de weg tot de naaste?
v. H.
| |
Nederlandsche Letterkunde, door A.L.J. Wytzes. Vierde herziene druk. Bij J.B. Wolters, Groningen, Den Haag, Batavia. 1933.
Bij Wytzes' 3e druk heb ik belangrijke verbeteringen gekonstateerd. Ook de 4de druk toont, dat de schrijver met ernst aan de verbetering van zijn boek blijft werken. Een feit waarover we ons niet anders dan verheugen.
v. H.
| |
Het Testament, door Runa. Vertaling van A. Lukkien. D.A. Daamen's Uitgevers-Maatschappij N.V., 's Gravenhage (z.j.).
Onder de vele onmogelike verhalen, die ons als Christelike romans worden voorgezet, zijn die van Runa een tijdlang zeer populair geweest. Ik meen, dat men ze meer uit sleur dan uit belangstelling aanvaardt. Het testament is weer een verhaal van de meest blanke onschuld, die bijna in de handen valt van de grootste verdorvenheid. Haar redder is ook volmaakt, alleen te zeer ontwikkeld en diepzinnig om bij haar kinderlikheid te passen. Hun vereniging is dan ook maar voorloopig, tot voor beiden de ware bijpassende smettelooze figuur gevonden wordt. Nu ontbreekt nog maar de bekering van de zwarte figuur, die op de laatste bladzijden, ondanks een plotselinge beroerte, gevolgd door een snelle dood, zich dan ook veronderstellen laat. Als ik het mogelik achtte het Christelik publiek van deze pseudo-literatuur te genezen, of de uitgever te bekeren van het uitgeven van dergelike verhalen, dan schreef ik er als mijn kollega Muller grote artikels over. Maar het lijkt wel, of dit kwaad voor geen artikels wijken wil, waarom ik het hier alleen nog maar eens signaleer.
v. H.
| |
Ambtenaren, novelle van Theo J. v.d. Wal. Uitgave van W. van der Voet. Monnikendam (z.j.).
Het weinig appetijtelike van een kantoor der directe belastingen te Amsterdam en de vernederingen van de geest, die een ambtenaar moet verduren tussen zijn versjagrijnde kollega's en superieuren, ziehier het hoofdmotief van deze novelle. Een novelle geschreven door iemand die van deze mensen en hun benepen leven wel zo genoeg heeft, dat hij ze met walging een eind van zich af houdt en er niets, maar dan ook niets goeds in opmerkt dan bij de enkele die nog op verlossing uit dit leven hoopt. Deze haat en afschuw van het ambtenarenleven houdt dit ganse verhaal, dat geen inhoud heeft, overeind. Het heeft zijn verdediging in het recht, dat ieder mag laten gelden, al wordt het voor velen nooit meer dan een illusie, op een vrij, ruim leven. Van der Wal gelooft
| |
| |
in een leven waarin men met het hoofd rechtop mag gaan, waar de liefde niet afhankelik is van de rang, die je aanbieden kan, als het Donkozakkenkoor zingt. Dat Van der Wal meent, dat het in dat kantoor der directe belastingen zo extra misselik is, omdat de superieurs ‘gristelijk’ zijn vanwege een rechtse regering, zullen we maar als een compliment aan het Christendom aannemen; het schijnt hem tenminste van christelike superieuren wranger te smaken, dat het op kantoor niet beter is dan wanneer het anders was. Men moet Van der Wal zeker niets kwalik nemen; want het leven, als is het dan het kantoorleven maar, heeft hem al genoeg verbitterd. Ik zie geen kans het kantoorleven en een groot ambtenarengezelschap zo te beschrijven, dat het er een toffe boel lijkt. Zo lang ik dat niet kan, heeft hij gelijk. En moet hij het op zijn manier maar zeggen. En ik kies met hem voor een ruim, vrij leven. Stempelen?
v. H.
| |
J.G. Scheurer. Missionair-Arts. De man van het rotsvaste geloof, door J.H. Kuyper. Met een voorrede van Z. Exc. A.W.F. Idenburg. J.N. Voorhoeve. Den Haag. MCMXXXIII.
Het werk van de mediese zending vindt in steeds wijder kring waardering. Het leven van Scheurer, die een belangrijk deel van zijn leven aan zijn arbeid gaf, wordt in dit werk verteld door iemand, die vier jaren met hem samenwerkte en zijn arbeid dus van dichtbij heeft gadegeslagen.
v. H.
|
|