| |
| |
| |
Boekbespreking
De herberg met het hoefijzer, door A. den Doolaard. Uitg. N.V. Em. Querido's U.M., Amsterdam. 1933.
Den Doolaard doet op zijn omzwervingen ‘stof’ op. Hij is de man die, naar zijn eigen woorden, slechts schrijven kan als hij den boer op gaat. Het zou dezen wereldreiziger waarschijnlijk weinig moeite kosten dikke, leesbare boeken te schrijven, gevuld met reportage. Maar den Doolaard blijkt nog iets anders te bezitten dan een welhaast onleschbaren dorst naar avontuur. Hij heeft een hart, en de neiging, in een stil oogenblik tusschen de daverende dingen van den dag, zich te bezinnen op het ‘waarom’ van een gebeurtenis, een daad.
In dit kleine boek geeft den Doolaard met het verhaal van een naar Noord-Albanië op onderzoek uitgetogen Engelsch geoloog, een jongen, dapperen Malisoor, en een priester, die menschen zieleherder tegelijk is, een antwoord op de vraag naar het voortbestaan van de bloedwraak in die streken. De geoloog is de vrager, de priester de verklaarder en de Malisorenjongen de oplossing.
Deze novelle is een meesterstukje van compositie. Klaarheid en spanning nemen geleidelijk en in gelijke mate toe, en aan het eind straalt de glans van den moed en van den deemoed nog eens over het geheel. Al verloochent ook in deze vertelling Den Doolaard zijn voorliefde voor het vitale, bruischende niet, er mengt zich nog een ander element doorheen: de aandacht voor de innerlijke stem.
d. B.
| |
Goddelijk avontuur, door Anna Van Gogh-Kaulbach. Uitg. Nederl. Keurboekerij, Amsterdam, z.j.
Dit boek is op-en-top een tendenz-roman, gewijd aan een goede zaak: den Vrede. Aan óns doet dit vraagstuk zich voor als bij uitstek een probleem van dezen tijd. Maar de schrijfster wil ons voorhouden, dat het een kwestie is, die in alle tijden, en bizonder sinds de verkondiging der woorden: hebt Uw naaste lief, en wie het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan, aan de orde kwam.
De eerste figuur uit dit boek, waarin de vredesgedachte, ontspringend aan de Boodschap van den Meester, zich vastzet, is een jong officier in het Romeinsche legioen. Hij deserteert, maar wordt op zijn vlucht door zijn vrind, die hem voor schande wil behoeden, vermoord. De doodelijke steek wordt met een dolk tusschen de schouders aangebracht. Ik zou dit niet vermeld hebben, als het niet van zooveel belang was voor het ‘Leitmotief’. De drager van de gedachte sterft n.l. wel voor zijn idee, maar de gedachte wordt verder gedragen; en degeen, in wie zij zich opnieuw manifesteert, wordt als ‘incarnatie’ gewaarmerkt, doordat hij in een soort vertrekking van zinnen dezelfde pijn enz. ervaart als de ten doode getroffen Romeinsche jongeling. Een persoon uit den tijd der Kruistochten en later een oorlogsinvalide uit onze dagen blijken zulke ‘uitverkorenen’ te zijn, in wie de vredesgedachte weer geboren wordt. Wat mij betreft, ik voel zulke griezeligheden als iets zeer onwerkelijks en dat te meer te midden van een realiteit als
| |
| |
die waarin de vredesgedachte telkens opduikt. Het verdient alle waardeering wanneer een auteur daadwerkelijk mee wil werken tot versterking van den vredeszin; maar in haar poging tot vernieuwing van dit genre propaganda-lectuur-op-literairen grondslag is Anna van Gogh-Kaulbach, spijts haar beste bedoelingen, toch niet geslaagd. Haar vormgeving is te gewild. Gesprekken tusschen halfgoden als den Oorlogs-genius, Vredes-genius en ‘'t Goud’ e.d. ondefinieerbare grootheden als de Groote Kracht, en daartusschen of daaronder Christus, blijkbaar als ‘der Beauftragte’ of de profeet met de bizondere intuitie...... nee! dát is een mengelmoes, waarvan zelfs de dorstigste vredeminnaar na een paar slokken zat is.
Het laatste gedeelte van den roman is reëeler en zelfs onderhoudender, ofschoon het gelaat dezer historie zooveel overbekende trekken vertoont, dat we het niet als een opvallende verschijning in onze herinnering behouden.
d. B.
| |
De levensroman van een Japansche prinses, door Etsu Sugimoto, vertaald door J.E. Kuiper. Uitgegeven door J.M. Meulenhoff aan het Rokin 44 te Amsterdam.
De schrijfster, een Japanse, vertelt in dit boek haar levensgeschiedenis. De openstelling van Japan viel in of kort voor haar jeugd. De tegenstelling van Oost en West spreekt in haar levensgeschiedenis, die voor een deel in Japan en voor een deel in Amerika speelt, heel sterk. Ze koestert grote liefde voor haar land, al oefent zij er openlike kritiek op uit, ze tracht het vreemde ras te waarderen en te verstaan, al blijft het haar op vele punten vreemd. Het verhaal is met zo grote eerlikheid en bescheidenheid geschreven, met zo grote eenvoud, dat uit weinig boeken over Japan het leven van de Japanse vrouw in zijn grote waarden en zijn grote gemis zo zuiver voor ons zal gaan leven. We zullen de lektuur van dit boek beëindigen met bewondering en liefde voor dit kleine, energieke vrouwtje.
v. H.
| |
Tusschen wit en rood, door E.E. Dwinger. Uitgeversbedrijf ‘De Pauw’, Culemborg. 1933.
Dit boek is een vervolg op Het leger achter prikkeldraad van dezelfde schrijver. Dat eerste deel bevatte de ellende van een Duits vaandrig en zijn vrienden in Russiese gevangenschap, dit tweede deel voornamelik zijn ontsnapping, nieuwe gevangenname en gedwongen indiensttreding in het leger van Koltschak, het witte leger, dat door het rode vernietigd wordt. De ontstellende gruwzaamheid van deze ondergang wordt met de getrouwheid van een ooggetuige beschreven, een ooggetuige die in staat geweest is te midden van beestachtigheid en erger dan dat mens te blijven, die bovendien alles tracht te begrijpen en tegelijk onpartijdig toeschouwer en nauw in de feiten betrokkene, langzamerhand zijn neutraliteit prijs geeft en van wit begint over te hellen naar rood. Het boek eindigt met de ontsnapping en het betreden van de Duitse grond.
v. H.
| |
Het spellingvraagstuk, door Dr. C.G.N. de Vooys. Bij J.B. Wolters, Groningen, Den Haag, Batavia. 1933.
In uiterst beknopte vorm, maar buitengewoon helder geeft Prof. de Vooys in deze brochure een geschiedenis van de spellingstrijd, een overzicht van de positie van het vraagstuk op dit ogenblik, met een voorstel tot oplossing aan het slot. Door de verwijzing naar
| |
| |
uitvoeriger toelichting en door de overzichtelike groepering der gegevens is dit boekje een uitstekende wegwijzer voor ieder, die in het vraagstuk belang stelt. Zal onder Minister Colijn, die vroeger reeds van het belang van de vereenvoudigde spelling voor Indië doordrongen was, eindelik de strijd officiëel tot een beslissing worden gebracht?
v. H.
| |
Jaarverslag 1932 en andere bescheiden van het Genootschap Willem Bilderdijk.
Het Jaarverslag en zijn ‘bescheiden’ vertoont te zeer het karakter van polemiek, dat sommige geschriften van de voorzitter der vereniging kenmerkt. Dat is jammer, want het enthousiasme, dat er uit spreekt, verloopt op deze wijze in improduktieve arbeid. De jaarlikse herdenking van Bilderdijk's terugkeer verdient gewaardeerd. Want het is goed, dat gedurig onze aandacht naar Bilderdijk wordt teruggevoerd, zolang we met Bilderdijk, waarover het oordeel nog altijd schommelt tussen blinde verering en verguizing, niet tot meer klaarheid zijn gekomen. De vraag hoe het mogelik is, dat de opinies over Bilderdijk nog uiteenlopen als over een tijdgenoot, is niet afdoende opgelost.
v. H.
| |
Radioactiviteit, door Dr. G.J. Sizoo.
Algemeene geologie, door A. de Graaf.
De cel, door Dr. J.F. Reitsma.
Uitgaven van J.H. Kok N.V. te Kampen. 1933.
Niemand verwacht van mij een kritiese bespreking van deze drie deeltjes der serie Christendom en Natuurwetenschap. Niet van mij en niet in dit tijdschrift. Dat ik er hier nog enkele regels aan wijd, vindt zijn oorzaak alleen hierin, dat ik de opzet van deze boeken zozeer waardeer, dat ik het gerechtvaardigd acht aan deze boeken buiten de lijst der aankondiging nog een klein plaatsje te geven.
v. H.
| |
Avondzangen, door Nanda van der Valk-Sandbergen. Van Gorcum & Comp. N.V. Uitgevers. Assen.
Het bezit van een vriendelik, gevoelig hart maakt nog niet tot dichten bekwaam, anders zou deze bundel een aangenamer bespreking kunnen verwerven. De machteloosheid van de woorden in Mevrouw van der Valk's Avondzangen is bedroevend. Soms heeft een vers een goede aanvangsregel, maar er is niet een goede regel die zijn voortzetting vindt. Het exclamatoriese van de vorige bundel is overwonnen, maar de verzen hebben even weinig karakter.
v. H.
| |
De Kellner. Roman door Iwan Schmeljof. Uit het Russisch vertaald door Dr. M. Izakson en A. de Groot. Uitgegeven door J.M. Meulenhoff te Amsterdam aan het Rokin 44.
Dit verhaal uit Rusland vóór de revolutie boeit vooral door zijn kompositie. Het is het levensverhaal van een kellner, die zijn gezin ondanks zijn zorg ten onder ziet gaan. Zijn vrouw sterft, zijn zoon moet, al vlak voor zijn eindexamen de school verlaten en wordt revolutionair, en zwerft, vervolgd, het land door; zijn dochter gaat de verkeerde weg op en komt na een korte tijd van glorie met haar kindje bij hem terug. Door zijn kinderen verliest hij zijn betrekking, door zijn kameraden krijgt hij die weer terug. Door
| |
| |
de aard van zijn betrekking wordt de opvoeding der kinderen verwaarloosd, voor zijn kinderen is het, dat hij altijd heeft gewerkt en door dat werk moet hij ze juist aan zichzelf overlaten. Het leven van de hoofdpersoon als kellner en als vader loopt in dit boek op allerlei wijze dooreen en het is niet te zeggen waarop de sterkste nadruk valt: op het gezinsleven of op het leven in het restaurant, maar het is steeds de verwording van de maatschappij en de goedheid van de mens, die ons in hun sterke tegenspraak, gelijkelik treffen. Een knap boek.
v. H.
| |
Merkwaardig denken. Schetsen uit de Soembaneesche gedachtenwereld, door D.K. Wielenga. Uitgave van J.H. Kok N.V. Kampen 1933.
De bekende schrijver van zendingslectuur, D.K. Wielenga, heeft onder een weinig aanlokkelike titel een bundel aantrekkelike en wijze verhalen geschreven. Grondtoon van al deze verhalen is, dat het heel moeilik is de inlander te verstaan, maar als men zich de moeite geeft om in de gedachtegang van de inlander te komen, het niet moeilik is, hem te leiden en te leren liefhebben.
Dat dit niet alleen in de prediking geldt, wordt hier aangetoond door verhalen over de moeilikheden van de dokter, de onderwijzer en de bestuursambtenaar. De beide eersten staan nog regelrecht in verband met het zendingswerk, de laatste niet. Dat ook het civiel-bestuur takt en de kracht om snel te handelen moet bezitten, wordt met een zekere leukheid verteld. Het is een alleraardigste bundel.
v. H.
| |
Belangrijke letterkundige werken, door Dr. Jos. J. Gielen. Deel III. Uitgave van J. Muusses. Purmerend. 1933.
Met dit 3e deel is deze uitgave kompleet. Bij het tweede deel merkten we achteruitgang op na het eerste deel, dit derde deel is gelukkig weer beter dan het tweede. Er staan enkele voortreffelijke opstellen in, die ieder, ook al studeert hij niet voor de hoofdakte (daar zal het boek zijn voornaamste debiet moeten vinden) zal waarderen.
v. H.
| |
Historische Schets van de Nederlandsche Letterkunde, door Dr. C.G.N. de Vooys. Vijftiende herziene druk. Bij J.B. Wolters. Groningen, Den Haag, Batavia. 1933.
Dit uitstekende boekje van Prof. de Vooys wordt, dank zij de kwaliteit, geregeld herdrukt en door de regelmatig verschijnende herdrukken, kan er tegen verouderen worden gewaakt; bij elke herdruk is dan ook het werkje op de hoogte van de tijd gebracht. Misschien is het mogelik een volgend maal ook op het proza uit de kring van Opwaartsche Wegen te letten: ik meen, dat Wilma, Kuyper-van Oordt, Rijnsdorp, van Eerbeek in betekenis niet bij de jonge dichters achterstaan. Ook zou het wenselik zijn van Oosten's overgang naar De Gemeenschap te vermelden; ook voor Leo van Breen was een beter vertegenwoordiger van Opwaartsche Wegen te vinden.
v. H.
| |
Het Hazenhoek, door Josephine Siebe. Nederlandsche bewerking van A. van Kempen. Van Holkema & Warendorf's Uitg. Mij. N.V.
Van Josephine Siebe zijn de vrolike kinderboeken over Harlekijntje populair geworden. Het alleraardigste Hazenhoek verkies ik nog als kinderlectuur boven de serie van Harlekijntje.
v. H.
| |
| |
| |
Circusjong, door Dick Laan. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf's Uitgevers Maatschappij N.V.
Een circus, H.B.S.-leven, schaatsenrijden met ongelukken, uitvindingen, film, schurken, detectives, een weldoend mevrouwtje, verliefdheid, jongensvriendschap, van dit alles en nog meer is een verhaal gemaakt, dat vooral in zijn tweede gedeelte, het detective verhaal, boeiend is verteld. Als in het eerste gedeelte niet de gedachte werd gewekt, dat de enige manier voor jongens om een ‘meisje’ te krijgen, is ze te verwennen met chocolade, bonbons en andere snoeperijen, met elk ogenblik het gevaar, dat een vriend met meer zakgeld ze in letterlike en figuurlike zin haar van je afsnoept, zou ik het een aardig, zij het wat overladen, jongensboek willen noemen. Nu kan ik alleen raden om mettertijd de eerste hoofdstukken, die zonder schade gewijzigd kunnen worden, op 't gebied van meisjesethiek wat te verbeteren.
v. H.
| |
Vader des Vaderlands. Heldendrama, door Eduard Veterman. A.J.G. Strengholt. Amsterdam 1933.
De opvoeringen van dit stuk hadden een goede pers. Nu het weer van de programma's is afgevoerd, mag wel gezegd worden, dat het als een echt gelegenheidsstuk spoedig vergeten zal zijn en de uitgave is dan ook alleen verantwoord als een herinnering aan de herdenking van Oranje's geboortedag. Ik wil daarmee niet zeggen, dat dit stuk geen verdiensten heeft, er zijn goede ogenblikken genoeg in en Oranje is ook bij tijden in dit stuk een groot man. De historiese betekenis van enkele scènes zal door middel van dit stuk tot het publiek hebben gesproken.
Aan de andere kant is voor toeschouwer en voor lezer duidelik, dat een opeenvolging van 9 taferelen nog niet noodzakelik tot een heldendrama voert.
Wat een ogenblik pijnlik aandoet, is het slot van Willems gesprek met zijn moeder. Als Willem gezegd heeft, dat hij, die met legerscharen Alva niet heeft kunnen temmen, nu alleen gaat, en zijn moeder hem toevoegt, dat hij zich vergist, dat een sterker leger met hem meegaat, verwacht elke hoorder of lezer, ook die niet gewoon is veel over geloof na te denken, dan verwacht ook een schouwburgpubliek uit de mond van de vrome Juliana van Stolberg, dat dit sterker leger Gods hulp betekent. Het is dan ook ontnuchterend te vernemen, dat Juliana haar moederliefde op het oog heeft.
Die zelfde angst voor de zaal heeft veel Oranjeherdenking gekenmerkt en zijn huldiging bleef op de meeste plaatsen een verering van Oranje als een apostel der verdraagzaamheid. Nu is Oranje's strijd voor vrijheid ook een strijd geweest tegen onverdraagzaamheid, ook in eigen kring, maar te velen vergeten, dat dit bij hem nooit in die karakterloosheid is ontaard, welke elke mening gelijkwaardig acht. Oranje heeft ook weten te kiezen en is daarbij niet geleid door eigenbelang of politiek voordeel, al hebben de omstandigheden de keus beïnvloed. Veterman laat Oranje zich ‘een heiden misschien’ noemen. Even slap als het zesde eindigt dan ook het zevende tafereel: ‘Mannen als wij’, zegt Oranje tegen Oldenbarneveldt, ‘stijgen boven de dogma's uit, maar heidenen worden we niet. Want in onze eenzaamheid worden we nooit verlaten door den grooten Vriend, daarboven...... en overal!’
Waarderende de poging om de betekenis van Oranje voor het volk in een rij pakkende tonelen duidelik te maken, prijzende het talent, waarmee enkele tonelen leven en kleur hebben gekregen, betreur ik het feit, dat in onze kunst na vier eeuwen voor Oranje nog steeds geen waardig monument wordt gevonden.
v. H.
| |
| |
| |
Heilig Huwelijk, door Margreet Dijkstra. U.M. Holland, Amsterdam (z.j.).
Mijn eerste indruk was: dit boek is lief, dit zal van de eerste tot de laatste bladzij het boek van een erg vriendelike dame zijn. Tot bladzij 150 ongeveer behield ik die indruk. Ik zei vele malen: Wel, wel, en: Nou nou. Soms ook glimlachte ik vertederd. Soms ook grinnikte ik. De vertederde glimlach was er, waar zij scènes uit het kinderleven tekende, de grijns daarentegen waar zij zich aan het studentenleven waagde. Eerst is Ilske, de burgemeestersdochter van het Drentse dorpje nl. kind, daarna gaat zij in Amsterdam studeren. Daarna ontstaat er een liefdesverhouding tussen haar en een oudere jeugdvriend van haar, wiens vrouw ongeneselik krankzinnig is geworden. En hiermee wordt het boek direkt veel beter. Hier begint de situatie ons werkelik te interesseren en de schrijfster blijkbaar ook. De krankzinnige vrouw is de laatste loot van een verzwakt aristokraties geslacht, bovendien Rooms. Haar moeder waakt over de trouw van haar schoonzoon: de dochter was alles, wat zij bezat en het huwelik is een sakrament. De schoonzoon en de kleinzoon verkwijnen in het sombere milieu, dat de halsstarrige oude mevrouw schept. Ilske komt een beetje vreugde in het huis brengen, eerst aan het kleine jongetje, dan merkt zij opeens, dat zij ook van de vader houdt. Maar hij weigert tenslotte: hij is de enige, die soms nog door de krankzinnige herkend wordt. Hij wil eerlik blijven staan tegenover de vrouw, die niets meer heeft dan die enkele ogenblikken van herkenning. Ilske krijgt het probleem nu met zichzelf uit te vechten, ‘in eeuwigheidslicht’, want de strijd wordt ons hier helemaal getekend als een religieuze strijd. Ilske en Hans zien elkaar niet meer en wachten op elkaar tot de krankzinnige sterft. Dit konflikt is boeiend en goed getekend en maakt dit boek alles bij elkaar toch de moeite van het lezen waard. De vrouw, die het geschreven heeft is niet alleen vriendelik met de vriendelikheid, waarop manspersonen nu eenmaal met een onbeleefde grijns reageren,
maar zij weet ook wat van het leven af, zij heeft ook van het leven een liefdevolle wijsheid geleerd.
K.H.
| |
Laatste Nieuws, door E.G. van Heusden. N.V. v. Loghum Slaterus' U.M. Arnhem, 1933. (No. 7 van de Stem-Serie).
Een probleemnovelle uit het doktersleven. Een werkeloze pleegt een moordaanslag op de administrateur van de zuivelfabriek in het dorp, maar wordt zelf door een kogel daarbij gewond. De administrateur is bewusteloos door een slag op het hoofd, de gewonde moordenaar weet te ontkomen met de buit. Beiden worden in hetzelfde ziekenhuis opgenomen. Doordat de administrateur na de trepanatie de herinnering aan het voorval kwijt is, weet alleen de dokter, die de kogel heeft verwijderd, dat de werkloze de moordenaar is. Het probleem van deze misdadiger-door-de-omstandigheden houdt de dokter bezig. Tenslotte komt de administrateur er boven op en sterft de moordenaar aan een komplikatie. Maar de dokter is zich door het behandelen van dit geval de moordinstinkten bewust geworden, die er in ieder mens, ook in hemzelf, leven. Er is aan het ziekenhuis een kollega, die met eenzelfde wetenschappelik onderzoek bezig is als hij. Geen van beiden kunnen ze tot afdoend resultaat komen, maar ze haten elkaar onder een mom van vriendelike omgang. Als de dokter zijn konkurrent er eens op betrapt heeft, dat hij in zijn papieren zat te snuffelen, droomt hij 's nachts dat hij hem vermoordt. ‘O broeder moordenaar’, denkt hij, als hij de volgende dag bij het bed van de werkeloze zit en hij biedt zijn kollega-konkurrent wetenschappelike samenwerking aan.
De techniek van dit verhaal is sterk door de film beïnvloed: een snel tempo en een verbeten melodramatiek. Het zou wel belangwekkend zijn de auteurs, die door de film vernieuwing van de prozatechniek zoeken (Jef Last, Den Doolaard, Van Heusden) eens met elkaar te vergelijken.
K.H.
|
|