Opwaartsche Wegen. Jaargang 11(1933-1934)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 353] [p. 353] [Gedichten van H.M. van Randwijk] Arrestatie H.M. van Randwijk Een straat vol menschen. En ieders leven is sedert Adam geprijsd en verbeurd. Toen is dit plotseling gebeurd: één had tegen de wet misdreven en die werd meegesleurd. En allen die zóó met hem moesten gaan zijn hem joelend achterna geloopen, ik zag angst in zijn oogen staan en boeien om zijn handen slaan, zijn mond wijd open. - Maar wat ik nooit vergèten kan: hij zag mij aan! O de stomme vraag van een vreemde man, gevangene die mij gevangen nam. Ik ben meegegaan. Nu is 't nacht. Onder getralied raam wacht ik en luister. En praat je onrustig en roept als een angstig kind? - o Gij die de zondaars mint zonder tractaatje, help mij en m'n vrind! [pagina 354] [p. 354] Voorbije dag H.M. van Randwijk Nu zinkt de zon, licht zal nog even blijven, één oogenblik nog goudberande wolken drijven, mijn grootmoe neemt een blaadje van de scheurkalender af - rechtvaardigen de rust, zondaren krijgen straf - gelijk een stuurloos schip dreef deze dag voorbij, een zieke vraagt meer warmte en warmer medelij en filosofen duiken naar den zin hierin gelegen, de kranten brengen puzzles over oordeelen en zegen en bij de kachel snorkt een doodvermoeide man, maar ik heb méér meelij met wie niet werken kàn, doch Roosevelt regeert, die zal het beter maken, de Volkenbond rust uit van nuttelooze zaken, Japan werpt bommen op een voorstad van Peking. - Makker, verwar je niet in wat thans henenging. De duisternis verklaart waarom wij allen leden, de aarde is een slagveld waar wij eenzaam streden, de nacht, donker signaal van wat eens gansch verstomt. - Laat ons de wacht betrekken tot de morgen komt. Vorige Volgende