Opwaartsche Wegen. Jaargang 11(1933-1934)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Vrouw Jansen gaat dood Muus Jacobse Niemand verliest er aan. Zij was al dood, Toen zij nog leefde. Waarom leefde zij? Eenmaal, heel lang geleden trouwde zij. Heel lang geleden ging hij ook weer dood. De boer was oud. Zij trouwde om het geld. Iedereen weet het. Ze had nòg gelijk. En toen hij stierf, was ze opeens zo rijk, Dat ze schrok, toen het haar werd voorgeteld. Al spoedig werd ze gierig, maar vooral Bang naarmate ze ouder worden ging. Ze las in de krant iedre roofoverval En nam de pook mee als ze slapen ging. Nu loopt het op het eind met haar. Ze schreeuwt En wil niet dat de dokter aan haar raakt. Er komt haast geen familie, want ze heeft Toch voor geen een een testament gemaakt. Nu gaat vrouw Jansen dood. Ze heeft het zwaar. We kunnen het niet helpen. Ze is oud (Niet ver meer van de tweeëntachtig jaar). Ze denkt niet meer, heeft het alleen benauwd. [pagina 128] [p. 128] Wees met vrouw Jansen als ze doodgaat, Heer, Want wij verlaten haar, want wij zijn laf. Wij wachten maar en als ze dood is, Heer, Zullen wij haar begraven in een graf. Alles heeft zij vermoord, ook u, o Heer, Opdat haar eenzaamheid zeer groot zou zijn. Bedek vrouw Jansen als ze doodgaat, Heer, Onder de schaduw van ons aller pijn. Wees met vrouw Jansen als ze doodgaat, Heer. Geef ons geen zachter dood dan haar hard kruis, Want zij is een van ons - gedenk haar, Heer, Als gij zult wonen in uws vaders huis. Vorige Volgende