Opwaartsche Wegen. Jaargang 11(1933-1934)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] [Gedichten van H.M. van Randwijk] Landschap H.M. van Randwijk Het licht dat over riet en water glijdt heeft alles een zoo diepen zin gegeven de dingen tot zoo hoogen glans geheven dat, in een roerlooze eeuwigheid, een mensch nog zwart en aardsch gebleven glimlachend om zijn eigen schaduw schreit. Een witte meeuw, een lied langs verre luchten. - Gij die de namelooze vrede beidt zoekt gij een doortocht tot een angstig vluchten? totdat de zon ter kim de nevel splijt en vóór het aarzelend manewassen de gele stengels vlammen doet is de rivier in dit rood licht gewasschen een stroom van bloed. [pagina 88] [p. 88] Mijnramp H.M. van Randwijk I Wanneer zij gingen werden vrouw en kind en alles wat zij op deez' aard beminden toevertrouwd aan het licht, de zon en God, die zij gebeeldhouwd konden vinden in een versierde nis, voordat hun werk begon. En sneller dan het dalen van de lift vergingen de laatste groeten en de droom der lichte dingen. - Dit is hun taak: in duisternis berooven zij de aarde van haar schat voor brood en warmte boven.... Een harde dood heeft hen in gruis en stof gevonden! Later scheen zon op veertien lijken en wat zwaar gewonden. [pagina 89] [p. 89] II Gij, die méér zijt dan wat wij menschen maken in een versierd portaal vóór 's werelds diepste graf, wat zullen wij hier doen? als communisten staken? wat helpt het of wij hier de mijndirectie laken? is dit door U gewild? zend Gij ons zóó Uw straf? Gij die U openbaart in wat de winden fluist'ren, naar wat een vogel zingt, het oeverriet wilt luisteren, geen stem is onbekend, wat tusschen U en ons geschiedt, het lachen van een kind, de roep der dieren niet, Maar zult Gij machtig zijn het angstgebed te hooren Als duizend meter grond de leste schreeuw versmoren? Vorige Volgende