De stichtelike hoofdletter.
Het is aan enkele mensen opgevallen, en zij hebben het mij min of meer kwalik genomen, dat ik in enkele gevallen geen hoofdletters gebruik, waar ‘men’ en speciaal de Kristelike ‘men’ dit wel pleegt te doen, nl. bij voornaamwoorden, die betrekking hebben op God: ‘....de Heer, Die Zijn Woord....’, waarvoor ik schrijf: ‘....de Heer, die zijn Woord....’. Ik gebruik de hoofdletter in deze gevallen alleen, als de duidelikheid van de zin erdoor bevorderd wordt. Omdat dit gebruik enig misverstand heeft gewekt en misschien nog wel meer zal wekken, nu ik het ook in mijn bundel Programma heb doorgevoerd, zij het mij vergund het hier met een paar woorden te rechtvaardigen.
Het is natuurlik volstrekt niet om gemis aan eerbied te demonstreren, dat ik deze ‘stichtelike’ hoofdletter vermijd, maar omdat ik een mechanies (regelmatig) gebruik ervan zinloos vind. Vroeger schreef ik de gewraakte hoofdletter ook wel, omdat ik meende, dat er een door de eeuwen geheiligde traditie achter stak. Maar op een goede dag viel het mij op, dat de Statenbijbel de voornaamwoorden nooit met hoofdletters schrijft. En toen ik er eens op ging letten, kwam ik tot de konklusie, dat het hoofdlettergebruik in zijn tegenwoordige omvang (dus bij persoonlike, bezittelike, betrekkelike en vragende voornaamwoorden) stellig niet veel ouder dan een jaar of vijftig is. Bilderdijk is er nog volkomen vrij in: nu eens gebruikt hij een hoofdletter, dan weer een kleine. Da Costa schijnt me een van de eersten, die systematies hoofdletters schreef bij persoonlike en bezittelike voornaamwoorden (nog niet bij betrekkelike voornaamwoorden). Over het algemeen schijnt het gebruik bij persoonlike voornaamwoorden omstreeks het midden van de 19e eeuw wel burgerrecht te hebben gekregen. (Ik heb echter maar een paar steekproeven genomen en het terrein niet systematies onderzocht.) Alles met elkaar kan het gebruik van de stichtelike hoofdletter dus zeker niet op een eeuwenoude traditie bogen. Waarmee voor mij alle reden om eraan vast te houden vervallen was.
Ik wil natuurlik aan niemand mijn hoofdlettergebruik opdringen. Ik schrijf dit immers alleen tot mijn eigen rechtvaardiging. Wij weten nu eenmaal wel, hoe belangrijk vaak de kwestie van de ‘letter’ is. Toch wil ik niet nalaten de aandacht van hen, die het zo graag in de goed-Kalvinistise 17e eeuw zoeken, te vestigen op deze goed-Kalvinistise 17e-eeuwse traditie, die ik in alle bescheidenheid in ere heb trachten te herstellen.
Muus Jacobse.