Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 353] [p. 353] [Gedichten van Muus Jacobse] Het eiland door Muus Jacobse. Drie weken was ik op het eiland. Waren Er werelden ondertussen vergaan? Ik wist het niet. Ik sliep. Of ik zag aan Het strand de schepen in de verte varen. Of wij zwommen in zee om haar te voelen Rondom ons lichaam en verlangden zeer. En wisten toch: het was om altijd weer Naakter en killer aan de kust te spoelen. Heer, in de laagte van een duinwei, waar de Beesten tezamenliggen en het water Huiverend achter stijgt als 't avond wordt, Laat dáar mijn huid drinken de dauw der aarde, Haar koelte niet meer vrezend, en het hart De grenzen van zijn eenzaamheid verlaten. [pagina 354] [p. 354] Civitas dei door Muus Jacobse. God heeft velen als kleinen liefgehad, En in de schaduw van een lage toren Heeft hij vele deemoedigen verkoren Burgers te zijn in zijn vergeten stad. Maar enklen riep hij verder om te vinden Groter verrukkingen en groter pijn. Dan denkt hij aan de tuin, die hij beminde, En laat ons de verdreven burgers zijn. Vorige Volgende