Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] [Gedichten van Muus Jacobse] Willem de Clercq, improvisator door Muus Jacobse. Enige die ons zuiver is gebleven En een herinring voor vele geslachten, Enige om wiens verzen niemand lachte, Omdat wij de woorden nooit hebben geweten. Ach, woorden die hij greep moesten ook zwijgen En die hij losliet konden blijven leven, Enkel gesproken en nooit opgeschreven, Maar nageoogd bij het naar boven stijgen. Patroon van ons allen, bange poëten, Bid voor ons dat onze verzen vergeten Worden en met ons tot stof vergaan, Tot niets dan een verhaal hoe, die ze dichtten, Eenmaal de ogen van een volk verlichtten En naar 't beloofde land zijn voorgegaan. [pagina 301] [p. 301] David treurt over Absalon door Muus Jacobse. Zij was een koningsdochter en ik zei: Door jou zal ik eens koning zijn en leven. - Toen heb ik Absalon omhoog geheven: Hier ben ik! - Maar zij lachte: Dat is hij! - En hij werd koning in mijn plaats en heeft Mij van zich af gestoten en ik vluchtte. Maar ik zei tot mijzelf: Wat zou ik zuchten? Mijn zoon is koning in mijn plaats en leeft. - Ik treurde niet, toen hij mij wou verdrijven, Want ieder heengaan was zo toch een blijven En ieder afscheid was een nieuw begin. Maar ach, wat zal ik, nu hij ging, ìk bleef, Hij sterven moest en ìk, stervende, leef, Leef, en mijn eigen leven overwin? Vorige Volgende