blijkt al, dat volgens zijn mening die beide, drama en toneel, niet van elkaar te scheiden zijn. Een drama geeft een stuk leven in een biezonder gecomprimeerde vorm. De wijze waarop dit leven gecomprimeerd wordt, is wederom van verschillende factoren afhankelik, maar een van de voornaamste, zo niet de voornaamste, van deze factoren is, dat dit leven als regel gestalte moet krijgen in een schouwburg, in de beperkte ruimte tussen drie toneelwanden en een zaal. Wie zal zeggen van welk een diepgaande invloed dit geweest is, dit ook nu nog steeds is, op de vorm van het drama in het algemeen, op vorm en inhoud van ieder stuk afzonderlik? Op vorm èn inhoud, want de grenzen, door het toneel aangegeven, kunnen van betekenis zijn, tot zelfs voor het verloop van de handeling in een bepaald drama. Het is er mee als met een sonnet dat soms zijn zeer bepaalde inhoud krijgt onder invloed van de eisen die de vorm aan de dichter stelde. Op dezelfde wijze als bij zulk een sonnet de vorm, kan bij een drama de omgeving waarin het moet worden opgevoerd, tot zelfs een autonome factor worden in de samenstelling. Niet ieder is zo gewiekst en zo nonchalant als Shaw die, als hij een stuk beëindigen moet omdat de handeling is afgelopen, en het toneel staat nog vol mensen - de spelers bij paren laat wegdansen! Het is zelfs de vraag of zulk een werkwijze bij de meeste toneelschrijvers wel zou voldoen. Een charlatan als Shaw kan tot zulk een uitvlucht zijn toevlucht nemen, maar dat kan ook alleen Shaw. Wat bij hem een in het stuk berustende geestigheid is, zou bij een ander maar al te gauw tot een gebrek in de compositie worden.
Er is nog een twede oorzaak aan te wijzen waardoor het werk van Simons zulk een buitengewone omvang aannam. Deze geschiedenis van het drama en het toneel heeft niet het karakter van zo vele andere compilatiewerken op het gebied van litteratuur en andere kunstsoorten: wat jaartallen en levensbiezonderheden en verder voorzichtige oordeelvellingen die meer op een algemeen erkende waardering dan op persoonlik inzicht berusten. Neen, Simons' werk is veel subjectiever; de schrijver trekt zich van de algemeen erkende waarderingsoordelen al zeer weinig aan, en vertrouwt liever op zijn eigen kritiese zin. Het gevolg is, dat hij hier en daar belangrijk afwijkt van de gangbare mening; aan Hebbel, om nu maar één voorbeeld te noemen, kent hij een zeer grote betekenis toe; tegenover Victor Hugo is hij karig in zijn lof.
Deze sterke subjectiviteit heeft zowel zijn voor als zijn tegen. Het voor bestaat hierin dat nu Simons' werk geen droge opsomming bevat van aan andere onderzoekers ontleende gegevens, maar op verschillende plaatsen werkelik tot de besproken drama's inleidt; bovendien werd het boek zo beter leesbaar. Maar daar staat een ongunstig gevolg tegenover. Aangezien Simons zijn persoonlike mening wenste te geven, kon hij het vaak met een paar regels niet af; hij moest zijn oordeel niet enkel uitspreken, maar ook motiveren, altans toelichten. Zo zag hij zich genoodzaakt om uitvoeriger op zijn stof in te gaan dan hij volgens het bestek van zijn boek wel mocht. Het gevolg laat zich raden. Vooral de twee laatste delen, die handelen over de tijd waarin het materiaal zich aanbood in overstelpende hoeveelheid, kregen zodoende iets rommeligs, iets verbrokkelds. Niet zelden is het wat moeilik om achter alle hoofdstukjes en fragmenten van hoofdstukjes de grote lijnen en de grote schakeringen te blijven zien.
Ondanks dit gebrek aan overzichtelikheid geef ik echter toch aan Simons' boek de voorkeur boven enig ander encyclopedies werk over het toneel dat meer compilatie is en minder subjectief. Want waar we ook Simons' geschiedenis opslaan, voelen we onmiddellik aanraking met een levende persoonlikheid die zijn onderwerp beheerste als slechts weinigen, die voor dit onderwerp veel liefde en toewijding bezat. En dit alles is meer waard dan alle schijnbare objectiviteit.