Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] Makker door H. de Bruin. Voor X., een kantoorbediende. Om jou te kennen, makker, moest ik kennen duizend, en om die duizend jou alleen. Jou ondervinden en aan je ontwennen is worden wezenloos en wezenseen. De uren glanzen makker: duizend namen zijn mij bewust - maar jij bent nameloos. Onder de duizenden voorbij mijn ramen toch, kameraad, herken ik jou altoos, want snel en wit doorwandelen jouw oogen de schijngestalten van verlies en baat; achter je masker schept het fel bewogen leven een oogwenk helder jouw gelaat. De dagen zijn het zwervende omwinden van huis en haardstee met een labyrinth.... Ik moet je makker zijn, de welgezinde, één die den verren ommegang begint met jou; om jouw nog altijd niet te stillen vertwijfelingen tusschen keus en lot, om jouw onmooglijk kunnen en toch willen blijven in 't schaduwlooze land van God. Vorige Volgende