Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] [Gedichten van Jan H. Eekhout] Savonarola door Jan H. Eekhout. Ondergang riep ik op 't verdwaasde volk, Wetend het Wonder, kennend God die redt. Toorning Zijns Geestes blindde mijn gebed, Groot voer Hij in mij, woord werd vlam en wolk. Duivelen zag ik dansend met den Dood. Afgronden zwolgen stroom en oceaan. Donderend stortten sterren, zon en maan, Al daden Gods. Leêg werd de wereldschoot. Wee U, gij richters, d' ure is nabij! Aanmerkt mij die Zijn laatste liefde ben. Satan waakt achter U, beloert Uw lot. Reeds kaatst gebergt en rots Uw doodsgeschrei, Wankt d' aarde, wankt 't heelal. Herken! Herken! Oordeelend dit, mijn bloed, oordeelt gij God. [pagina 282] [p. 282] De hovenier (grafschrift) door Jan H. Eekhout. Dood is een zaad. Zoo menigmaal hield ik in 't holle van mijn hand als in een grove schaal veelvoudig dezen dood besloten; dan hoorde ik hoe de aarde riep en groef en borg hem diep in haren schoot en weinig later schonk zij hem weêr in teêren brand van bloemen - Nu riep zij mij en zonder pijn heb ik mij willig haar gegeven. Ging ik van leven niet naar leven? Ik roem en zegen mijn gestorven zijn. [pagina 283] [p. 283] Van den verborgene door Jan H. Eekhout. 't Woord des propheten houdt Uw Beeld niet vast. Heeft nimmer U gevangen kunnen maken. Wel hebt wie duldzaam en gedurig op U waken Gij soms met Uwe vluchtige Komst verrast, Doch Uw Gestalte blindde bloed en tijd, De vuren werveling van zonnen en planeten En van U bleef slechts dit verschemerd weten: Dat Gij waart ingehuld in Uw Verborgenheid. Vorige Volgende