Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] [Gedichten van Muus Jacobse] De gracht door Muus Jacobse. Nu staan de wolken stiller en de gracht Verdonkert zeer onder het loof der bomen. Zal deze avond nog het einde komen, Zullen de blaren vallen deze nacht, Gebogen naar de spiegeling der dromen, Die een voorbije zomer heeft gebracht? Neen, neen, de blaren vallen deze nacht Nog niet, het einde is nog niet gekomen. Niet voor zij donker van het laatste licht, Niet voor zij zat zijn van de laatste droom, De laatste zonnige Oktoberdag, Zullen zij vol zijn tot het laatst gericht, Zullen zij zwaar zijn tot de veegste zoom, Zullen zij vallen, langzaam als een vlag. [pagina 258] [p. 258] De vijver door Muus Jacobse. Toen haar het bospad om de vijver voerde, Nauw overschaduwd met doorschijnend groen, Diep en onschendbaar in het onberoerde Licht van een koele noordse zomernoen, Wist zij dat zij ook argeloos en naakt Veilig kon gaan langs blikken en gebaren Om in haar hart het nog onaangeraakt Helder geheim zeer zuiver te bewaren. [pagina 259] [p. 259] Weary river door Muus Jacobse. De rode stroom van het vergevend bloed Wast onontkoombaar uit de smaad der wonden. Wie sloeg hem? Wie heeft zijn gelaat geschonden? Wie heeft bij de herkenning niet geboet? Geen die het weet, want die hem niet verstonden Zien hoe hij sterft en wachten aan zijn voet: De rode stroom van het vergevend bloed Wast onontkoombaar over alle zonden. Zie, tussen hem en ons en jou en mij Klopt onophoudelik en ongeneselik Het trage leven als een vege vloed. Alleen de dood verzoent ons met het leven, Want er is geen vergaan en geen vergeven Dan in de stroom van het vergevend bloed. [pagina 260] [p. 260] Melchizedek door Muus Jacobse. Hij was nog jong, toen God zei: Abraham, Wees machtig en trek uit, want uw vijanden Geef ik u overwonnen in uw handen. - En hij versloeg, tot hij bij Salem kwam. Maar Melchizedek, die in Salem heerste, Als oudste van de priesters, grijs en stram, Maakte zich op. Toen zag zich Abraham Opeens als een verloren zoon, die keerde. En Abraham zag de rechtvaardigheid Onder een stervend ras. Zijn jonge kracht Schaamde hij zich en knielde voor een zegen. Maar Melchizedek kwam hem kussend tegen Met brood en wijn: Op u heb ik gewacht: Kom, laat ons eten, morgen sterven wij. Vorige Volgende