Opwaartsche Wegen. Jaargang 10(1932-1933)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] [Gedichten van W. Hessels] Sonnet door W. Hessels. Des avonds als het licht brandt aan 't plafond, de kamer spiegelt in de zwarte ruiten, vage geluiden dringen door van buiten, een nachtmot vlindert in den lichtkring rond, - dan breekt een golf van heimwee, niet te stuiten, ik zie een verre klare avondstond die vrienden in rijk zwijgen samenbond, ik zie een winternacht hen hoog omsluiten, en hoe de sterren heel den hemel vulden, de lamp der maan achter het bosch verrees, en met haar laaiend vuur de lucht verguldde - en van dit alles dat ik eenmaal prees, vraag ik gekweld: wat is er nagebleven dan eenzaamheid, en een ontluisterd leven? [pagina 178] [p. 178] Elia door W. Hessels. Hij had in 't woeden van den strijd vergeten te luist'ren naar den wind die dieper zingt dan alle strijd en weten: de toon waarmee de eeuwigheid begint en die nog ruischt wanneer wij zijn geboren; dan wordt het leven machtiger en luid; de diepe stilte gaat allengs verloren en in ons sterft het zachte zingen uit. - Maar eindelijk vermoeid van strijd en streven vernam hij 't zingen dat er altijd was: de stille oorsprong van zijn rustloos leven die in een naamloos suizen hem genas. [pagina 179] [p. 179] Tennisspel door W. Hessels. Tusschen het donkere geheim der linden dit snelle glijden op een lichtgrijs veld - onder de vlammen van de lucht die blinde dans die geen tijd of eeuwigheid meer telt - de ruimte om één pool tezaamgeschoten: wit schitterlicht dat in de oogen dringt en - tot welk duister doel? - de spelgenooten op zijn bizar staccato-rhythme dwingt - dans tusschen aarde en hemel, binnen muren van groen en zonlicht, altijd heviger, dans zonder doel of zin, dans die moet duren zoolang er leven is - en God is ver - Vorige Volgende